Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend[Vrouw brujdt]Ga naar voetnoot+Vrouw brujdt op gister was ick met u aengeseten
Ter feeste; maer beducht een maghet vrouw te heeten,
En vindende in dien staet de naem jongvrouw te laegh,
Sweegh ick doen mijdend' en eerbiedigh spreeck van daegh.Ga naar voetnoot4)
5[regelnummer]
Dewijl uw ooghen schoon over de bruidtschat dwerlen,Ga naar voetnoot5)
Laets' haer vergaepen niet aan kostelijcke perlen
Die een bekoort gesight doen slibbren met haer spel;Ga naar voetnoot7)
Nocht aen het schittren van der steenen waeter snel;Ga naar voetnoot8)
Nocht aen het blaeckend goudt vorstin der tijdlijcke haeven
10[regelnummer]
Soo dat zij over 't hooft zien mijne morghengaeven:Ga naar voetnoot10)
Die men aenvaerden niet gelijck een toegift moest.
Want jck u schenck een hart dat rijp was voor zijn oest,Ga naar voetnoot12)
Gebloemt van bujten met d' aensienlijckste cieraeden
Die daer te lesen zijn wt de geleerde blaeden,Ga naar voetnoot14)
15[regelnummer]
Der ouwden cloeck, die u, o werelt, doen ghij staeckt
In plompe grofheidt, heusch, door konst, hebben gemaeckt.Ga naar voetnoot16)
|
|