Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend
[pagina 152]
| |
Sang.Op de wyse: Liefd' in 't secreet, etc.Vrouw die my brandt,Ga naar voetnoot+
Gelijck een snaere ranck
Trilt van uw handt
En slaet een soete klanck;
5[regelnummer]
Soo dreunt mijn moedtGa naar voetnoot5)
Van uwer ooghen walmt:Ga naar voetnoot6)
Dat weeldes vloet
Door al het harte galmt.
Dat galmen vlieght
10[regelnummer]
Opwaerds, en bluscht mijn reen.
De tonge drieghtGa naar voetnoot11)
En can geen stemme smeen.
'T ghesicht ontmantGa naar voetnoot13)
Wil staeren, maer 't is vlot.Ga naar voetnoot14)
15[regelnummer]
Flaeuw is 't verstandt
En swaddert uyt zijn slot.Ga naar voetnoot16)
Soomen 't ghehoor
Dan vlaeyt met spel en liedt;
Die kloppen 't oor:
20[regelnummer]
Maer 't oor ontfangtse niet.
'T heeft binnen al
Te luystren veel te veel.
Dies maeckt gheschalGa naar voetnoot23)
Verlooren, spel oft keel.
25[regelnummer]
Van Junoos disch
Het leckerst uytghepickt,Ga naar voetnoot26)
Oft wijntjen frisch,
Dat proevers smaecke prickt,Ga naar voetnoot28)
Ick niet gheloof
30[regelnummer]
Dat my te sulcker stondt
Zoud troetlen 't doof
Verhemelt van den mondt.
| |
[pagina 153]
| |
Aldus versuft
Ghy, door uw vriendschaps cracht,
35[regelnummer]
In mijn vernuft,
En sinnen, en ghedacht:
Dat hen vervreemt
Van den gemeenen aert,Ga naar voetnoot38)
Dien ghy hen neemt
40[regelnummer]
Een ander innevaert.Ga naar voetnoot40)
|
|