Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendDe welcoom van Ida Queeckels Hóófden, gebooren den 30 januario ao. 1618 oudes stijls tot Londen.Op de wijse: Wanneer jck slaep: etc.Craftighe Zon om wien de wereld drejt,Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot1)
Ghij lichten oock van minder helderhejdt
Stadthouderessen van de Zon bij nacht,Ga naar voetnoot3)
Werpt een lieve lonck, op het nieuw geslacht
5[regelnummer]
Wt een vrundtlijck paer gesprooten:
En houdt uw slincker oogh geslooten.
O dochter die niet met de clanck alleen,
Van den naem Ida raecken sult, de geen
Dien uwes moeders deughd sit in 't gemoedt:Ga naar voetnoot9)
10[regelnummer]
Maer het fijnst gesift wt haer vleesch en bloedt
Wt haer geest en ziel vertóóghen,Ga naar voetnoot11)
Haer ooghen voerende' in uw óóghen!
Zijt welcoom, o weleedel schepsel, ghij
Die, zoo veel bet als beeld oft schilderij,
15[regelnummer]
Uw oudren aller eeren waerd wtdruckt.
Schepper schickal, geeft, dat het haer gelucktGa naar voetnoot16)
Al d' aensienelijcke zedenGa naar voetnoot17)
Noch bet te treffen, als de leden.
Schiet op, en met uw wasdoom zeilt voorbij
20[regelnummer]
Den traeghen tredt van 't kinderlijck getij;
Om ras een flonckerstarre van de jeughdt
Te verstrecken: en met uw klaere deughdt
Land en lieden door te lichten,Ga naar voetnoot23)
Dat alle lichten voor u swichten.
| |
[pagina 154]
| |
25[regelnummer]
Het hart dat tujght, en 't lejdt mij op de leên,
Dat aen uw licht, ach hoe veel meer als een
Dan sullen gaen ontsteken haer gemoên:Ga naar voetnoot27)
En haer selven met leckere' îjlhejdt voên,Ga naar voetnoot28)
Tot dat al de wensch van allen
30[regelnummer]
Aen een alleen komt toegevallen.
Gesegende' een, die sich verdubblen met
Uw siele sal, in jonsten onbesmet;Ga naar voetnoot32)
En werden soo gequeeckt door eenen vlam,Ga naar voetnoot33)
Met de bloeme van Hooft en Queekels stam,
35[regelnummer]
Dat haer oock, in haere daeghen,
Gebeure zaligh zaet te draeghen.
vii Martio ao 1618.
|
|