Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendSonnet.Mijn Sorch, wanneer jck peins dat u soo seer behaegheGa naar voetnoot+
Mijn overgeven dienst, en waerder bij u zijGa naar voetnoot2)
Dan al des werelds Sorch, Faem, Rijckdoom, Heerschappij:
Hoe onwaerd wort mij dan het lichaem dat jck draeghe?Ga naar voetnoot4)
5[regelnummer]
Mij dunckt dat arbeit, pijn, noch geenderhande plaeghe
Soo schricklijck aengesicht te toonen heeft aen mij,
Dat jck, waert ghij belaên, om u te maecken vrij,Ga naar voetnoot7)
| |
[pagina 106]
| |
Door levens soete lust of eigenliefd, ontsaeghe.Ga naar voetnoot8)
Ach roert haer effen aen: Ach crenctse niet mijn goedt.Ga naar voetnoot9)
10[regelnummer]
Mijn siel is wtgespreit door al haer vleesch en bloedt
Het minste dat haer deert doorsnijt mij ongenaedich.
Mijn tedre Troost, naer u genoecht is mij te moe,Ga naar voetnoot12)
Uw lieve vriendschap swaejt mijn hart, jck weet niet hoe,Ga naar voetnoot13)
Uw treurich ooghe scheurt mij 't ingewant moorddadich.
24 April. Saterd.
Amsterd. 1610.
Mithra Granida.
|
|