Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend
[pagina 96]
| |
Sang.Op de wijse: Esprits qui souspirez, etc. of Cupido geeft mij raedt, etc.Ghij die, met sulck geweldt, gaet wt mijn bosem rockenGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot1)
Mijn teer gevangen hart, op weinich toeverlaets,Ga naar voetnoot2)
Gesworven heeft het lang genoech in ongelocken,
Ach rooft sijn plaetse niet, of geeft het beter plaets!
5[regelnummer]
Maer is uw elpen borst soo vol van mededoghenGa naar voetnoot5)
Als wel uw reden, en uw zeden geven schijn,
En alsser soetheit vloeyt wt uw vermogen ooghenGa naar voetnoot7)
Soo huist mijn harte daer, en 't saller beter sijn.Ga naar voetnoot8)
30 Januario
1610 Saturd.
Dan lust u, helder op te claeren al mijn treuren,Ga naar voetnoot9)
10[regelnummer]
Godin? uw eedel hart weêr in mijn bosem voecht.
Dus verre streckt mijn wensch. Want of mij schoon mocht beuren
Uw lichaem sonder 't hart, noch bleef jck onvolnoecht.
O neske' Hippomanes, wiens wilde wufte sinnenGa naar voetnoot13)
De fluxe schoonheit swichte', in Atalantaes loop;Ga naar voetnoot14)
15[regelnummer]
Uw duldeloose lust mocht licht haer lichaem winnen,
Met gouden appels gloor; maer 't hart is niet te coop.Ga naar voetnoot16)
Belchsiecke Venus, ghij behoord' hem te vergeven
Dat hij, ten outer, duif noch swaen, noch wieroock bracht;
Dewijl ghij hem geleert hebt winnen boel en leven,Ga naar voetnoot19)
20[regelnummer]
Niet met uw eighen maer met mancke Plutus cracht.Ga naar voetnoot20)
1 februario 1610
Maendach.
De minne' Endymions deed quijnen en verdroogenGa naar voetnoot21)
Het sluimervallich hart van de vergulde Maen.
Staech sliep hij; en sij lonckte' op sijn' beloocken ooghen
En kuste', en stroockte', en prangde' om 't lusjen te versaên.Ga naar voetnoot24)
| |
[pagina 97]
| |
25[regelnummer]
Ach waerom niet soo lief omhelst de coude clippen
Als 't lichaem daer de sin of elders is verwart?Ga naar voetnoot26)
Wilt ghij mij troosten Troost? als ghij mij leent uw lippen,Ga naar voetnoot27)
Soo laet mij eigendoom genieten aen uw hart.
6 februario 1610
Saturd.
Mithra Granida.
Op het huis te Muiden.
|
|