Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendSang.Wijze: De Traentjes diese weinden. etc.Hoe diep zijt ghij gesonckenGa naar voetnoot+
Met uw gewenschte smart
O soete sachte voncken
Die borrelt in mijn hart.Ga naar voetnoot4)
5[regelnummer]
Ghij comt mij staech vermaenenGa naar voetnoot5)
Van mijner sielen bruit;
Som perst ghij blije traenenGa naar voetnoot7)
Ten droeven ooghen wt.
Geen onweer u en blusten
10[regelnummer]
Wt mijn verheert gedacht,Ga naar voetnoot10)
En of ghij som wat rusten,
't Was gae'ren van u cracht.Ga naar voetnoot12)
U crachten, die mij glissenGa naar voetnoot13)
Door 't merrech in 't gebeent,
15[regelnummer]
Soud jck niet willen missen
Om 's daegeraets gesteent.Ga naar voetnoot16)
Al doedij somtijts quijnen
Als 't lichaems ooch ontbeert,Ga naar voetnoot18)
Mijn siel siet lijckwel schijnenGa naar voetnoot19)
20[regelnummer]
De schoonheit die sij eert:
| |
[pagina 72]
| |
En schept soo groot behaegen
In 't Goddelijk cieraet
Dat sij nae smart te draegenGa naar voetnoot23)
Voor sulcken wonder, staet.
25[regelnummer]
Een wonder dat verflaeuwenGa naar voetnoot25)
Alle' ander schoonheit doet,
En dalen haer winckbraeuwenGa naar voetnoot27)
En sincken haeren moedt.
De leden, en de zeden
30[regelnummer]
En 't vierighe verstandt
Op Pallas leest gesnedenGa naar voetnoot31)
Van Pallas eigen handt,
Omhelst mijn geest vol minnen:
En sij, van haeren cant,
35[regelnummer]
Omhelsen al mijn zinnen
Met even stracken bandt.
Had mij dit heijl begeven,
Soo was mijn weelde vóós;Ga naar voetnoot38)
En al het doffe leven
40[regelnummer]
Ontseech mij smaeckelóós.
Des, die van 't overwelvenGa naar voetnoot41)
Des werelts bouwheer is,
Geef dat jck mis mij selven
Eer jck u liefde mis.
5/1608/29 Dinxdach.
DIA.
|
|