Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendSonnet.Wanneer, door 's werelts licht, de blindtgebooren jongenGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot1)
Gesicht vercreech, hij stondt verwondert en bedeest,Ga naar voetnoot2)
Beweging, verwe, stal van plant, van mensch, van beestGa naar voetnoot3)
Verbluften sijn gedacht van allen oort besprongen.
5[regelnummer]
Voort sloten, toorens door de wolcken heen gedrongenGa naar voetnoot5)
Het tijt-verdrijf van 's menschen onderwindal-geest,Ga naar voetnoot6)
Maer den sienlijcken God de schoone Sonne meest;Ga naar voetnoot7)
De tonge sweech, t gemoet dat riep om duisent tongen.
Even alleens, mijn Licht, wanneer ghij mij verschijntGa naar voetnoot9)
10[regelnummer]
En dat mijn siel, ontdeckt u siels cieraden vijndtGa naar voetnoot10)
Die 't ooge mijns gemoets, dat t' haerwaerts streckt, gemoeten,Ga naar voetnoot11)
Soo swelt mijn hart van vreucht en van verwondring diepGa naar voetnoot12)
En dancke tegens u en tegens die u schiep,Ga naar voetnoot13)
Tot dat het berst en valt gebroocken voor u voeten.
3/13 Maend. 1606.
M.V.A.I.S.
Electra.
|
|