Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend
[pagina 51]
| |
Sang.Engelsche wijs.Heeft, o vlugge Min, u geleert u Moeder soetGa naar voetnoot+
Niet een andre tael, dan de mijne mijn en doet,Ga naar voetnoot2)
Soo blijve' jck verlegen stom
Daer jck ben genegen om
5[regelnummer]
T' openen mijn gemoedt.
Dat mijn hete wil werde van mijn vrouw bespeurt;Ga naar voetnoot6)
En wat wonder in mijn verwonnen siel gebeurt,
Gheeft mijn, hartebrander jong
Ander tael of ander tong:
10[regelnummer]
Of sijdij mij gesteurt?Ga naar voetnoot10)
Spijt u dat jck met met u eygen toorts gebrandtGa naar voetnoot11)
Heb u wiecken, en 't buiych vliegende verstandtGa naar voetnoot12)
Wenne tot geduiricheit,Ga naar voetnoot13)
En u wispeltuiricheit
15[regelnummer]
Hebbe geleijt aen bandt?
Waend' jck, dat het u deerden daer, jck was verblindt.
In mijn handeling ghij geensins mishaegen vindt,
Dan ghij leert mijn alle watGa naar voetnoot18)
Ghij cunt selve kallen, datGa naar voetnoot19)
20[regelnummer]
Maer en is van een kint.
Kinderkallen ist uwe, dat sijn mening seyt,
Niet met duyende woorden klaer van onderscheijt,Ga naar voetnoot22)
Maer met kussen, knabbelen,Ga naar voetnoot23)
Happend wt te babbelenGa naar voetnoot24)
25[regelnummer]
Wat u int harte leijt.
Woond. 4/25/1606.
Electra.
|
|