Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendSang.Periosta die met traege stroomen glijtGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot1)
Door d' ackers vet, en 't immergroene veldt,
Die spiegel voor de laege boomen sijt,
Wel dicht op u begraesde cant gestelt,
5[regelnummer]
Ach stond' jck oock op uwen oever groen,
Soo groeyd' ick oock gelijck u Elsen doen!
Niet om dat jck mijn voeten spoelen souw,
Als 's middaechs brandt verschroocken dee mijn hoocht,Ga naar voetnoot8)
Of dat ick op u soeten coelen douw,
10[regelnummer]
Verleckert ben om laven mijne droocht,Ga naar voetnoot10)
Nocht om dat met u vochte sause, mijn
Aertrijck vermengt, soud vetter voetsel sijn:
8/13 Sad.
Maer om dat ghij mijn Vrouw te stade staet,Ga naar voetnoot13)
Als sij haer spieglend' in u loome vloedt
15[regelnummer]
Sorchvuldelijck met jouw te raede gaet,
Hoe dat haer past een stroôn of rosenhoedt,
En ghij verbeelt haer óóch, en aenschijn hiel;Ga naar voetnoot17)
Geen aenschijn, niet; geen ooghen, niet; haer siel.
8/14 Sod.
| |
[pagina 45]
| |
Haer siele, (die bereyde slaven baert,)
20[regelnummer]
In 't spreeckend óóch en 't duyende gelaet,Ga naar voetnoot20)
Met pronck-wijs wtgespreyde gaven waert,
Cloeck, eedel, wijs, soo braef ten toone staet,
Dat jck, verwarrt met al mijn sin in die,Ga naar voetnoot23)Ga naar voetnoot23)
Niet van haer óóch of van haer aenschijn sie.Ga naar voetnoot24)
25[regelnummer]
Electra, sint der Goden waerder min
Iphigenia' ons allen heeft ontschaeckt,Ga naar voetnoot26)
Sach jck hun noot-geboden naerder in,Ga naar voetnoot27)
En vondt u, Erve' haers machts op mij, gemaeckt;Ga naar voetnoot28)
O braeve, die u braef geslachte slacht!
30[regelnummer]
Van vromen worden vromen voortgebracht.
U vader wast, die moeste stieren veelGa naar voetnoot31)Ga naar voetnoot31)
Volckeren met sijn treffelijck gebiedt,Ga naar voetnoot32)
Niet die met crijch verwoeste t vierendeel
Des werelts, neen dien Agamemnon niet,
35[regelnummer]
Maer dien Natuir tot heerschappije schiep,
Of schoon 't geval niet hooch genoech hem riep.Ga naar voetnoot36)
O Conincklijck grootmoedich hóóge saet,Ga naar voetnoot37)
Van Moeders sije' oock vol voorouwders deucht,Ga naar voetnoot38)
Indien dat ghij u goedich óóge slaetGa naar voetnoot39)
40[regelnummer]
Op 't hart, dat sich om u te vieren veucht,Ga naar voetnoot40)
Soo salt versmaen leet, naerheit, doodes pijn,Ga naar voetnoot41)
En ghij mijn Lief, mijn Licht, mijn Leven sijn.
8/15/1605 mad.
D.A.S.
Electra.
|
|