Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendSonnet.Nijdige tijt waerom ist dat ghij u versneltGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot1)
Meer dan ghij sijt gewoon? laet ghij het u verdrieten
Dat ick den hemel van Liefs bijsijn mach genieten?
Wat schaedt u mijn geluck dat ghij u daerin quelt?
5[regelnummer]
Een grijsaert sijt ghij Tijt en proefden noyt tgewelt,Ga naar voetnoot5)
Van t geene datse Liefd' en soete weerlieft hieten.Ga naar voetnoot6)
Helas de traenen blanck over mijn wangen vlieten,
Als ick aent wrwerck denck dat qualijck was gestelt:
Och meester die de tijt met wren af cunt meten
| |
[pagina 25]
| |
10[regelnummer]
Gistr' avont misten ghij, en had u const vergeten
Wel viermael sloech de clock in min dan een quartier
Maer nae mijn liefs vertreck doordient began te dagen,
En heeft de clocke boven sesmael niet geslaegen
In eenen tijt docht mij van twaelef wren schier.
J.W.B.
Diana.
|
|