Liederen en gedichten
(2004)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdStichtrijmenaant.
i
Kracht is de man niet om een man te temmen,
want wrevelheid aanwakkert onder dwang,
maar moed wordt mak door ingetogen stemmen
en klare reên van vroedmakende zang,
5[regelnummer]
die 's mensen hart met Gods ontzag beklemmen.
iii
O God, wie met Uw achtbaarheid bevangen
om 't hart is, grenst aan wijsheid met zijn voet,
want naar Uw gang hij aanzet zijne gangen,
verzekerd dat G ij Uwe zegenvloed
10[regelnummer]
giet op degeen die Uwe aard aanhangen.
iv
Door slofheid een goed' opzet kan versmoren.
't Moet zijn vervolgd met onversufte vlijt.
Wellevenskunst wordt niemand aangeboren,
Tot zedigheid hoeft oefening en tijd.
15[regelnummer]
Te luttel moeit' is al zijn moeit' verloren.
viii
Slaap, spijs en drank zijn nodig om te leven,
maar matigt haar naar 't eisen van de nood
op velerlei wijs, anders doen ze sneven:
| |
[pagina 97]
| |
een slapend mens scheelt weinig van een dood;
20[regelnummer]
een slemper wordt met voedsel goed vergeven.
xii
Precies zo als wie wandelt bij de wegen,
indien hij met het oog geen acht en geeft
op 'tgeen dat voor zijn voeten is gelegen,
licht struikelt en in put of grachte sneeft,
25[regelnummer]
zo dijt hun doen die onbedachtheid plegen.
|
|