De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 788]
| |
1329 Aan mijnen Heere, Mijnen Heere Joost Baak, T'Amsterdam1Monsr mon Frere,
2'T stuk, dat hierbij gaat, dunkt mij leezens waardigh; ook ujt-Ga naar eind23schrijvens, indien U.E. zulx goedt vindt, ende daar middel toeGa naar eind3 4 weet tussen alsnUEn morghenaavondt. Zoo niet; U.E. kan 't merghGa naar eind4 5 daarujt trekken; bij 't welk wij ten naaste bij zullen kunnen afnee-Ga naar eind56men, hoeveel de kosten des krijghs, sint den laasten eisch des RaadsGa naar eind6 7 van Staate, dien wij oover eenighe jaaren laazen (oft het is de StaatGa naar eind7 8 van Oorlogh geweest) hebben toegenoomen. Ik dar dit schrift niet 9 langer zijnen ejghenaare onthouden, ujt zorghe voor ondank, enGa naar eind9 10 verlies der geleeghenheit tot bekooming van diergelijke. Mijn' 11 hoope is, bij brenger deezes eenighe goede beeternis van JoffreGa naar eind11 12 zuster te verneemen. God geeve haarer en uwer E 't hejlzaamste. 13 Dat wenscht, met hartlijke groetenis, 14Monsr mon Frere, 15U.E. 16Verplichte, dienstwste broeder, 17P.C. Hóóft. 16T'Amsterdam, den 1717en in Lentemaant. 1647. |
|