1296 (P.C. Hooft aan Arnout H. Hooft.)
1Dilecte Fili,
2Gratae quidem fuere mihi litterae tuae: sed permolestum, quod in 3 ipso limine tam foedé offendis. Sum, ais, locutus Blaauwium. Verba, 4 sané, locutus fueris, non Blaauwium, sed Blaauwio. Si quid tale 5 commisisses in themate postremi examinis scolastici, haud parum 6 decessisset existimationi tuae. Quod, pro curâ, quâ eam habeo, et 7 pro amore ergá te meo, reticere non debui, ut, si id tibi per socor-8diam excidit, cautior sis in posterum. Non rebus, solummodo, 9 cognitú dignis, sed hauriendae etiam puritati sermonis Latini ex 10 probatis authoribus, intentum te velim. Ut horis, a Blaauwio 11 cognato praestitutis ad explanandam tibi Copernici sententiam, et 12 temperie coeli, studijs accommodâ, rité utaris, monere nihil attinet, 13 si ipsa studia, adeó ut prae te ferre videris, tibi cordi sunt. De 14 adventu Blaauwij et pictoris innuis dubitandum nobis. Veniat sal-15tem D. Barlaeus. Est etenim, de quo, cum eo, deliberare cupiam. 16 Saluta eum meis verbis, idque ei significa, modó reversus Haghâ 17 sit; itemque D. Rectorem ejusque conjugem; et vale salutatus ipse 18 plurimum, a
19Tui amantissimo patre,
20P.C. Hoofdio.
20Mudae, in arce, VII Idus
21Jun. MDCXLVI.
vertaling
Beminde Zoon,
Aangenaam wel was mij uw brief; maar het doet mij zeer veel leed, dat al direct op den drempel ge zo lelijk u stoot. Ik heb, zegt ge, Blaauw (in den accusativus) gesproken. De woorden zult ge zeer zeker gesproken hebben, niet Blaauw in den accusativus, maar met Blaauw in den dativus. Als ge aan zo iets u hadt schuldig gemaakt bij de thema van het laatste schoolonderzoek, zoUEr niet weinig zijn afgegaan van uw goeden naam. Iets wat ik, gezien de zorg, waarmede ik dien behandel, en gezien mijn liefde jegens u, niet heb mogen verzwijgen, opdat, zo dit u uit slordigheid is ontvallen, ge behoedzamer zijt voor later. Niet uitsluitend op feiten, kennisneming waardig, maar op het putten ook van zuiverheid van Latijns idioom