De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 723]
| |
1290 Aan den H. Advocaat Jacob Cloeps, in Den Haaghe.1Mijn' Heere
2Op U. Eed. aangenaamen van den 26en deezer, diene, dat mij die 3 van den 21en Junij 1644, wel is ter handt gekoomen: maar, zijnde 4 U.Eed. zwaagher vertrokken, wist ik geen middel om eenigh 5 antwoordt op Sheerenbergh te bestellen nochte te bezinnenGa naar eind5 6 werwaarts het zelve te richten aan U.Eed. die in de oorden van 7 Gelderlandt ende Cleeve, zich te beleedighen had tot de zaaken 8 van de Vorstl. Gen. der Vrouwe Markgraavinne van Berghen. 9 Ook valt het U.Eed. licht te bevroeden dat ik geen' groote lust totGa naar eind9 10 antwoorden kon hebben, speurende dat mijne brieven meest alleGa naar eind10 11 vermist waaren, ende U.Eed. zoo beezigh gehouden met de voor-12zejde zaaken van haare Vorstl. Genaade, dat U.Eed. in al den tijdt, 13 verloopen sint dat mij de eere gebeurde van haar laast in DenGa naar eind13 14 Haaghe te spreeken, de zaaken mijner hujsvrouwe niet altoos heeftGa naar eind14 15 kunnen vorderen. Want, belangende Pietro Hellemans di Carlo, 16 die zaak is tussen hem te eene zijde, ende de H.H. Adt Fiscaal ende 17 Pr Gen. gedreeven geweest. Ende hoewel U.Eed. op haar vertrekGa naar eind17 18 van hier, aangenoomen had te onderstaan oft aan mijn' HujsvrouwGa naar eind18 19 zouden mooghen bij vonnis toegeweezen worden de goedren onderGa naar eind19 20 contributie leggende, inzonderheit de rente van gl 221:13:4. 21 waaraf ik U.Eed. naar mijn beste onthoudt, een' Memorie hadGa naar eind21 22 geleevert, welk vonnis tot een vooroordeel teegens alle andreGa naar eind22 23 pretendenten hadde kunnen dienen; zoo is niettemin deeze zaak tot 24 nochtoe in den ouden staat gebleeven. Dat althans Pietro di Carlo 25 voorzejdt, ziende zich, bij vonnis van den Hoove, volkoomentlijkGa naar eind25 26 versteeken van 't Majoraat, jaa gedoemt in de kosten, zoude 27 handelen met de H.H. van de Financie, oover handtlichting endeGa naar eind27 28 ontslagh der goederen, die in confiscatie worden gehouden, zoude 29 mij zeer vreemdt dunken, ende vreemder dat den gemelden H.H. 30 hebbende getriumpheert bij arrest van eenen souverainen Raadt,Ga naar eind30 31 zoude gelieven naar eenighe compositie te luisteren. U.Eed. meintGa naar eind31 32 geleeghenheit te hebben om de rente van een jaar t' ontfangen 33 van den Rentmeester oover den oordt van Wouwe: waardoorGa naar eind33 34 mijn' Hujsvrouw in bezit zoude worden gestelt. Maar zoodaanigh 35 bezit zoude tot geen vooroordeel teeghens andre meedeeischers 36 van 't Majoraat strekken. Daarenbooven is ons van Sohiers zijdeGa naar eind36 | |
[pagina 724]
| |
37 eenighe oopening van geneeghenheit tot accoort gedaan, waaropGa naar eind37 38 wij eerstdaaghs denken in onderhandeling te koomen. Ende ons, bij 39 deeze geleeghenheit, te willen stellen in 't bezit van de voorzeide 40 rente, zoude schijnen oft wij zochten, terwijl hij op hoope van 't 41 accoort sliepe, hem een voordeel af te zien: waardoor de voorzejdeGa naar eind41 42 geneeghenheit zoude koomen, ende niet zonder reede, te flaauwen.Ga naar eind42 43 Derhalven, hebbende de zaak met mijnen schoonbroeder Cloek 44 ooverwooghen, vinden wij raadzaam alles te laaten berusten, tot 45 dat het accoort oft getroffen oft bujten hoope zij. Ondertussen zalGa naar eind45 46 mij lief zijn verwittight te worden van eenighen wegh, om voort-Ga naar eind4647aan mijne brieven in beeter zeekerheit te mooghen zeinden aan 48 U.Eed. de welke, met Mê Vrouwe U.Eed. Gemaalinne, samt alle 49 die haar lief zijn, den Almooghende bevoolen blijve, gelijk in 50 U.Eed. goede gunste, 51Mijn' Heere, 52U.Eed. 53Ootmoedighe dienaar, 54P.C. Hóóft. 55T'Amsterdam, 29 Novemb. 1645. 56Deze zal, zoo ik meen, U. Eed. behandight worden door mijnen 57 schoonzoon, Heer Johan van der Mejde, Burghermr van Rotter-58dam ende gecommitteerden Raadt der Eed. Grootmo. Heeren 59 Staaten van Hollandt, door wien U.Ed. haar antwoordt aan mij 60 zal mooghen richten.
Cloops heeft, in dienst van de prinses van Hohenzollern, gravin van den Berg, op of bij het kasteel Berg te 's-Heerenberg, dat op de grens van Gelderland en Kleefsland ligt, vertoefd en was daar moeilijk bereikbaar. |
|