De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 703]
| |
1277 (C. Barlaeus aan P.C. Hooft).1Iam feriarum tempora sunt, Nobilissime Hoofdi, quibus in plures 2 distractus animus, quò se primùm vertat, nescit. Statueram cum 3 D. Schonckio ad Geldros ire et Bructeros, sed ille iam alijs attinetur,Ga naar eind3 4 quae iter hoc nostrum remorantur. Observabantur animo Haga, 5 Leida, Ultraiectum, Muyda. quae loca cum simul adire nequeam et 6 tamen suo sint adeunda ordine, elegi primam Hagam, ob cognatum 7 illic mihi sanguinem, cui in movendis amicitijs prima et praecipua 8 vis est. Hinc reversus Muydam cogito, sed ea spe, ut Sibillam 9 nostram Alcmarianam arcessas, ut non e tripode sed ex prunis tuis 10 oracula recitet. Heri sero vespere venit domum filia, quam 11 humanitas vestra ultrà quam oportuit, detinuit. Longior illa inter 12 aulicos et opulentas virgines mora, nescio quid animi aut fastus 13 addit modicè educatis. Fuit mihi heri cum Sinapio sermo, de 14 invisendo Te, sed hoc ipso die abitum paro, ut Hagienses invisam. 15 Scabinum Cloeckium heri terrae mandavimus et principijs illumGa naar eind15 16 suis reddidimus. Gallus exercitum alijs atque alijs stationibus movet, 17 dubius an Bourburgum an Winocibergam tentare obsidione velit.Ga naar eind17 18 Lotharingus fluctuat et nos cum illo. Videtur monstri aliquid alere. 19 Angliae rex infeliciter pugnavit, colligit copias, ut bellum in novos 20 casus restauret. Inter Danum et nostrates legatos dicitur convenisse, 21 restat causa Suecorum. Galli super victoria Catalonensi et fuso hosteGa naar eind21 22 gloriantur. De Grotio nihil adhuc constat. magnis Condaei principis 23 promissis erectior in Sueciam abijt. Anguinus Dux occasionesGa naar eind23 24 rerum agendarum captat. Laevo oculo Bavarum adspectat, ut 25 ulciscatur nuperam Gallorum cladem. reliqua ex fastis hebdomalibus 26 cognosces. Vale Vir Praestantissime et absenti fave. Salveat Domina 27 Hoofdia, aliàs Hellemantia, et Christina tua. 28Amstelod. xxiv Jul. 1645. 29Nobilitatis Tuae observantissimus 30C. Barlaeus.
vertaling
Hoogedele Hooft, Eindelijk is het dan de vacantietijd, waarin naar meerdere personen heengetrokken de geest niet weet, waarheen het eerst zich te wenden. Ik had mij voorgenomen met | |
[pagina 704]
| |
den Heer Schonck naar de Geldersen en Bructeren te gaan; maar die wordt al door andere zaken vastgehouden, welke deze reis van ons vertragen. Nu trokken aan mijn geestesoog voorbij Den Haag, Leiden, Utrecht, Muiden; maar daar ik deze oorden niet tegelijkertijd kan aandoen en toch in geëigende orde ze bezocht behoren te worden, heb ik in de eerste plaats Den Haag verkozen om het daar woonachtige aan mij verwante bloed, het bloed, dat tot het aangaan van vriendschappen den eersten en voornaamsten aandrang geeft. Teruggekeerd denk ik vanhier naar Muiden te gaan, natuurlijk in die hope, dat ge onze Sibil uit Alkmaar vraagt te komen, opdat zij (niet van een drievoet af, maar uit uw pruimen) orakelen opleest. Gisteren laat in den avond kwam mijn dochter thuis, die uw minzaamheid langer dan had gemoeten heeft vastgehouden. Dat te lang vertoef tussen hovelingen en gefortuneerde meisjes geeft ick-en-weet-niet-welk een hovaardij, wilt ge: trotsheid, aan wie bescheiden werden grootgebracht. Gisteren heb ik met Mostaert een gesprek erover gehad, u te komen opzoeken, maar juist tegen vandaag maak ik aanstalten tot afreis, om de Hagenaars te bezoeken. Schepen Cloeck hebben we gisteren ter aarde besteld en aan zijn eersten oorsprong hem wedergegeven. De François is doende zijn leger langs deze en langs gene post te verplaatsen, in twijfel, of hij nu Borburg dan wel Sint Winoksbergen moet willen bestoken met belegering. De Lottringer weifelt en wij met hem. Hij schijnt op een of andere stunt te broeden. Engelands koning heeft onfortuinlijk gestreden, verzamelt nu troepen om tot nieuwen lotswissel den krijg te hervatten. Tussen den Deen en de gezanten van onzen landaard is, zegt men, een overeenkomst getroffen; wat nog rest, is de zaak der Zweden. De Fransen dragen op hun zege in Catalonië en de verstrooiïng van den vijand roem. Over De Groot staat niets nog vast; door verreikende beloften van den prins van Condé te fierder is hij naar Zweden afgereisd. Listig als de slangen zoekt de Hertog kansen tot het verrichten van daden te grijpen. Met het linkeroog ziet hij naar den Beier, om de nederlaag der Fransen van kortgeleden te wreken. Het overige zult ge uit de wekelijkse nieuwmaren vernemen. Vaarwel, Voortreffelijke Man en wees mij in mijn afwezen genegen. Wel ga het Mevrouwe Hooft, anders gezegd Hellemantia, en uw Christina.
De aan Uwe Edelheid zeer toegedane C. Barlaeus. Amsterdam, 24 juli 1645.
Ook in 1082 was sprake van een Overijssels reisje met Dan. Schonck, dat toen niet doorging. Dat het pas na 4 jaar weer op het programma komt, kan gelegen hebben aan Schonck's tweede huwelijk, in 1642 of 1643, en het overlijden van zijn vrouw in 1644. De datering van 1277 op 1641, bij Van Vloten, is onjuist. | |
[pagina *39]
| |
39 Mansportret, wschl. door Abr. de Vries, in 1939 als mogelijk Hooft voorstellende geveild
| |
[pagina *40]
| |
40 Kopie van een mansportret naar B. van der Helst, al lang geleden voor een portret van Hooft aangezien
|