De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 701]
| |
1276 Aan mijnen Heere, Mijnen Heere Joachim van Wikkevoort, Ridder, Raadt ende Resident van haare Hoogheit van Hessen, in de Nieuwe Houtstraat, in Den Haaghe.(v. Wickev.: 10 Juillet 1645 M. Hooft.) L.
1Mijn' Heere ende Neeve,
2Dat U. Eed. Gestr. niet alleenlijk een' goede handt heeft van haare 3 vrienden binnen 's hujs wel t'onthaalen, maar ook wanneer zij 4 schoon vertrokken ende verre van haar zijn; heb ik dikwijlsGa naar eind4 5 bevonden; ende inzonderheit op heeden. Want de smaak der 6 schriften, die hierin te rugge keeren, heeft mijnen geest dierGa naar eind6 7 maate opgetooghen dat ik mij te deezer Steede zagh eer ik hetGa naar eind7 8 waande. In den brief des Graaven van Avaux verneem ik verschejdeGa naar eind8 9 stoffen wel naadenkens waardigh. Alleenlijk verdriet mij, dat ikGa naar eind9 10 dezelve, mits onkunde der omstandigheeden, niet recht kan door-11gronden: ende dit is d'eenighe ongeneught, die mij onderweeghe 12 bejeeghent is. Moghte mij dit tijdtlijk leeven zoo gemaklijk 13 ontslippen, als ik den tijdt der rejze heb doorgebraght, ik zoude 14 geen' minder oorzaak hebben omme mij dies te bedanken, dan 15 ik heb 16Mijn' Heere ende Neeve, 17om eeuwelijk te blijven, 18U. Eed. Gestr. 19Ootmoedighste, onderdaanste 20dienaar, 21P.C. Hóóft. 22Neevens U. Eed. Gestr. zal Mê Vrouw, onze welwaarde Nichte, 23 hier, met U. Eed. Gestr. verlof, de dienstighe gebiedenissen en 24 handtkus vinden van mijn' Hujsvrouwe, mij, ende onze dochter en 25 zoonen. 26Tot Rotterdam, 9 Julij, 1645. | |
[pagina 702]
| |
Over het nieuws. |
|