De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 672]
| |
1258 Aan me Joffrouwe, Mê Joffre Tesselscha Visschers, weeduwe van Sr Crombalgh z.g. In de Langestraat, tot Alkmaar.L.
1Mê Joffre
2U.E. brief, laast ontfangen, magh ik wel Godlijk noemen; eerstlijkGa naar eind2 3 omdat hij naa eeuwighe vriendschap smaakt; daarnaa, om de 4 heemelsche geestighejt der invallen, die hij behelst; en ejntlijk, 5 omdat hij, gelijk de gooden, altijds eeven jong zal blijven, dewijl hij 6 geenerleij merk draaght van den dagh zijner geboorte. Ende, 7 aangezien hij doch niet oudt worden kan, zoo heb ik te min 8 geschreumt hem een' wijl onbeantwoordt te laaten, en ter tijdt toe 9 dat ik den Heere Barlaeus zoude gesprooken hebben, om te hooren 10 oft zijn' Eed. eenighe kennis hadde aan 't gedicht van Vastaardt, datGa naar eind10 11 in U.E. veirsen schijnt Het smalle Weeuwen Lof genoemt te 12 worden. Want, zonder 't zelve gezien, oft den zin van dien 13 verstaan te hebben, wist ik nochte dien tijtel, nochte den naam 14 Bijzit wel t'hujs te brengen. Nu is zijn Eed. het eerst in ontrentGa naar eind14 15 acht daaghen ('t welk zelden gebeurt) mij op gister koomen 16 bezoeken: maar weet van 't voorzejde gedicht van Vastaardt 17 meer niet dan ik. Dies moeten wij in den droom blijven, totdat 18 U.E. gelieve ons 't zelve toe te zeinden. Ik verblij mij in den opgang 19 van de nieuwe zon der Pöezije, waaraf U.E. vermaan maakt, endeGa naar eind19 20 dank dat geestigh paar, voor dat hun gelieft heeft mij daarmee te 21 bedenken. Mijn' dochter Christina is noch tot Rotterdam, van 22 waar zij haare zuster Susanna verlost heeft. Ik weet niet hoe menGa naar eind22 23 haar van de nieuwe vrucht, die mijn' Hujsvrouw oudt maakt, zalGa naar eind23 24 kunnen afscheuren. Want haar' hooghste weelde schijnt schier te 25 bestaan in weldoen aan jonge kindren. Daarentussen zal zij, zoo ikGa naar eind25 26 ijet op haar vermagh, niet laaten, onder andre vrundtlijkheeden, 27 Joffre U.E. dochter met schrijven te behaaghen, indien haare E.Ga naar eind27 28 daarmeede vermaakt is, ende niet schuw van weederschrijven. 29 Want, gelijk U.E. weet, de eene min brengt d'ander' in. Voor mij,Ga naar eind29 30 ik hoop U.E. nemmermeer oorzaak te geeven tot zwakking van 't | |
[pagina *37]
| |
37 Daifilo, uit Hooft's Granida, door T. Koot voor Hooft gehouden
| |
[pagina *38]
| |
38 Mansportret, door Moes en lateren voor Hooft gehouden
| |
[pagina 673]
| |
31 vertrouwen dat U.E. stelt op de geduurigheit en vuurigheit der 32 vrundschappe, U.E. toegedraaghen, 33Mê Joffre van 34U.E. 35Verplichten, dienstwillighsten 36P.C. Hóóft. 35T'Amsterdam. 6en in 36Grasmaant, 1645.
Hooft vraagt naar het gedicht van Huygens dat Tesselschade ‘Smal weeuwenlof’ genoemd heeft, maar dat niemand precies kent. - Lopend nieuws. |
|