De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 670]
| |
1257 Mijn' Heere, Mijnen Heere Joachim van Wikkevoort, Ridder, Raadt, ende Resident van haar' Hoogheit van Hessen, in de Houtstraat, In Den Haaghe.(v. Wickev.: 6 Avril 1645 M. Hooft) L.
1Mijn' Heere ende Neeve,
2'T was oover middagh als ik U. Eed. Gestr. zeer aangenaamen van 3 gister ontfing. Sint heeft mij zeeker bezoek een' wijl opgehouden: 4 zulx ik den zelven en de Fransche tijdingen niet heb kunnen ujt-5leezen dan op deeze stonde dat de laaste schujt op Haarlem afvaart. 6 Bij welke ik hoope dat deeze mijne noch zal voort raaken, om U.Ga naar eind6 7 Eed. Gestr. zoo merklijke nieumaaren, waarujt ik zonderlinge 8 geneught geschept, en eenighe punten aangeteekent heb, op 't 9 spoedighste weeder toe te brengen. 10Hier komt men mij zeggen dat de klok zeeven slaat: zulx deeze 11 tot op morghen, t' mijnen leedtweezen, vertoeven moet: ende mijGa naar eind11 12 wat tijds ooverschiedt om U.Eed. Gestr. te bedanken voor den 13 onverdienden dank dien 't haar gelieft ons toe te schrijven, om 'tGa naar eind13 14 zeinden van een weinigh frujts; en met een te zeggen dat het her-Ga naar eind1415roepen van den H. De Groot uit Vrankrijk naa Zweede, mij wel een 16 donderslagh in 't oor is. Eevenwel, nietteeghenstaande, dat dit het 17 eerst is, 't welk mij daaraf verkundschapt werd, het komt mij niet 18 gansch onverwacht voor: doch doet mij daarom niet te min wee. 19 Het zejnden van dien andren persoon om den krijgh teeghensGa naar eind19 20 Deenemark te verschoonen was veelen al een' galgh in 't oogh. EnGa naar eind20 21 ik heb meenighmaals geducht, dat zijn' Eed. schrijven dat de Paus deGa naar eind21 22 Antichrist niet weezen zoude, niet ten beste geduidt zoude worden, bij 23 lujden, die hem, van oover hondert jaaren, dien tijtel met voorbedachten 24 raadt, hebben toegëeighent. Ik verzeeker mij ook, dat zijn' Eed. nietGa naar eind24 25 gefaalt heeft haare reekening daarop te maaken, en andre weeghenGa naar eind25 26 genoegh weet om haare Fortuin staande te houden. Maar ik twijfelGa naar eind26 27 al grootelijx oft het zijn' Eed. geraaden zij zich naa dat Rijk te begeeven.Ga naar eind27 28 Want, als het eens begint in de Hooven te haaperen, zoo behoeft men, 29 gelijk U. Eed. Gestr. beeter dan ik weet, wel goede ijsspooren om zich op | |
[pagina 671]
| |
30 de been' te houden. En de vreeze dat de dienst zijner Eed. in eenighen 31 andren staat tot ondienst van den Zweedschen gedijen moghte,Ga naar eind31 32 zoude, mijns bedunkens, lichtlijk ijet euvels ujtwerken. Verschejde 33 vrienden zijner Eed. wenschten wel dat alle pennen, in 't verhande-34len dier stoffe, zijner Eed. geweighert hadden inkt te geeven. DeGa naar eind34 35 mijne kan des nemmermeer genoegh geeven, om ujt te drukken inGa naar eind35 36 wat eere en achting de wijsheit en heusheit Uwer Eed. Gestr. staan, 37Mijn' Heere ende Neeve, bij 38U. Eed. Gestr. 39Onderdaansten, verplichtsten 40dienaar, 41P.C. Hóóft.
42Mê Vrouw, U.Eed. Gestr. waarde helfte, zal, neevens U. Eed. 43 Gestr. met haaren oorlof, hier d'ootmoedighe handtkus van mij en 44 mijn' hujsvrouw vinden. 45Geschreeven t'Amsterdam den 4en Apr. Hier gehouden tot op 46 den 5en. 1645.
Over het ontslag van Hugo de Groot. Antwoord op 1256. |
|