De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 665]
| |
1255 Aan mijnen Heere Mijnen Heere Joachim van Wikkevoort, Ridder, Raadt ende Resident van haare Hoogheit van Hessen, in de Nieuwe Houtstraat, In Den Haaghe.(v. Wickev.: 2 Avril 1645 M. Hooft.) Met een' mande L
1Mijn' Heere ende Neeve,
2Hoewel ik mij ontzie 't beloop uwer beezighejt te breeken, metGa naar eind2 3 bujtentijdighe aanspraak: zoo bekoort mij nochtans mijn' EevaGa naar eind3 4 met haar ooft, dat zij meint maar tien daaghen van den boom 5 geweest te zijn, tot schrijven van deezen brief, om 't zelve aan 6 U. Eed. Gestr. te richten, neevens haare en mijne onderdienstighe 7 gebiedenissen aan U. Eed. Gestr. samt, met naaren oorlof, aan 8 Mê Vrouwe U. Eed. Gestr. waarde helfte, ende voorts aan de 9 Heeren van Zuilichem en Graswinkel; met vuurighe beede, dat 10 U. Eed. Gestr. als noch eens gelieve te proeven, oft hunne Eed.Ga naar eind10 11 Gestr. een kleen slipken ujt haaren kostelijken tijdt zouden weeten 12 te scheuren, om het aan een' herwaartsrejze te besteeden, neevens 13 U. Eed. Gestr. en d'andre, die zich daartoe bij handtteiken enGa naar eind13 14 zeeghel verbonden hebben. Welke eere een' strik te meer zal zijn 15 aan de verbintenissen, waarujt zich nemmer te redden ziet, 16 Mijn' Heere ende Neeve, 17U. Eed. Gestr. 18Onderdaanste, ootmoedighste 19dienaar, 20P.C. Hóóft. 19T'Amsterdam, j Apr. 201645.
Hooft stuurt ‘ooft’, wat op 1 april alleen wild of gevogelte kan betekenen, en een uitnodiging. |
|