De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 660]
| |
1253 Aan den Heere Hans Harmanszoon de Vries tot Harlinge.1Mijn Heere,
2Van 't geene zich, in mijne zaake teeghens de erfgenaamen van 3 wijlen Tjaart Reen, heeft toegedraaghen, ende wijders raadzaam 4 te doen schijnt, berichten mij wel beschejdelijk de brieven van U.E., 5 den H.Bruinsma, ende de Heeren Advocaten, den welken U.E. 6 gelieve den hierbij gevoeghden, neevens de hondert gl, bij hunne 7 EE. verdient oft verschooten, ter handt te stellen, om weeder van 8 mij aan U.E. ten danke goedt gedaan te worden, zoo ras als U.E.Ga naar eind8 9 daartoe gelieve orde te geeven: 't en zij het U.E. geleeghen is teGa naar eind9 10 vorderen, van Watse Reen, de som van 122 gl. 6 st. oover de halve 11 hujre van 't jaar 1643, die noch onbetaalt is. 12Nu is mijn dienstigh verzoek, dat U.E. ende den Heere Bruinsma 13 gelieve met de voorzejde erfgenaam te handelen oover de koop-14voorwaarden, ende hen te beweeghen tot aanneemen der geene, 15 die ik heb oovergezonden, van welke een afschrift onder de H.H. 16 Adten berust: ofte tot andre die mij voorderlijker moghten zijn;Ga naar eind16 17 gelijk als weezen zoude, de koopschat met den interes, gereedt oftGa naar eind17 18 met den eerste te betaalen hier t' Amsterdam in de banke, om 19 krakkeel oover den gang des gelds, die althans zeer verscheiden,Ga naar eind19 20 ende booven alle billijkheit gesteeghen is, te schuwen.Ga naar eind20 21Hoewel de ervaarenis mij, t' mijner schaade ende verdriete genoegh 22 geleert heeft, met wat lujden ik te doen heb, ende dat zij niet 23 lichtelijk van hun voorneemen zullen afwijken: zoo zoud' het 24 nochtans kunnen gebeuren, dat zij zich wat reklijker toonden, ujtGa naar eind24 25 zorghe voor Benaasting, zoo men 't hier, oft Niaring, zoo men 'tGa naar eind25 26 in Vrieslandt noemt. 27Edoch zal <U.E.> gelieve niet met hun te slujten, zonder eerstGa naar eind27 28 een ontwerp van de voorwaarden, waarmede zij zich genoeghen 29 zouden, aan mij oover te zenden, ende daarop mijn antwoordt te 30 verwachten. 31Indien zij tot geene reedelijke voorwaarden[,] te brengen zijn; zoo 32 verstaa ik wel dat men zal moeten daaroover in Rechte koomen,Ga naar eind32 33 volghends het goeddunken der H.H. Adten ende hunne E.E. daartoe 34 gebrujken. Wanneer de voorwaarden, bij weeghe van verdingGa naar eind34 35 oft van Rechte, zullen vast gestelt zijn; alsdan zal het, mijns ge-36voelens, onder verbetering, eerst tijdt zijn om verlof tot den koop | |
[pagina 661]
| |
37 aan de Hooghe Ooverigheit te verzoeken, ende 't Landt te boodeGa naar eind37 38 te stellen: gelijk ook om te ooverleggen, oft raadzaam zij 't zelve te 39 Niaaren, of niet.Ga naar eind39 40Daarentussen zoude ik geirne verstaan ujt U.E. oft men den geenen, 41 die 't Landt moghte koomen te Niaren, zoude kunnen dringen tot 42 verklaaring bij eede oft anders, dat hij het voor zich zelven Niaert:Ga naar eind42 43 oft daar eenigh eerlijk ende wettigh middel is, ende wat middel, 44 om 't gemelde Landt weeder aan mij te trekken door Niaaring: 45 oft ook mijn schoonzoon Jan van der Perre, als man van eene voor-46dochter mijner Hujsvrouwe, de Niaaring zoude moghen doen; 47 dan oft daartoe ijemandt van naader maaghschap, gelijk mijn 48 schoonbroeder de Adt Cloek, weeduwenaar van mijn' zuster z.g., 49 oft ijemandt van mijnen bloede, gelijk Dr. Johan Cloek, zijn zoon, 50 wort vereischt. 51U.E. zij hooghlijk bedankt voor de goede geneeghenheit t' mij-52waarts beweezen met alle vlijt ende trouwhartigheit in 't be-53vorderen mijner zaaken: desgelijks mijn Heer Brujnsma, die mij ten 54 ujterste verplicht door de vruntlijke aanbieding vande behulp-55zaamheit zijner Eed. zonderling voor den voorslagh gedaan van 'sGa naar eind55 56 heeren Mellingaas weeghe, waarop in tijdt ende wijle te letten is. 57 Mij verheughende van ganschen gemoede in de verheffinge zijner 58 Eed. tot gedeputeerde Staat, niet alleenlijk om de waardigheit vanGa naar eind58 59 dat ampt, maar ook om degeene, waarmeede zijn Eed. persoon het 60 zelve vereert; wensch ik zijner Eed. daarin, gelijk in alle andre 61 zaaken, de gelukzaaligheit en ongesteurde voorspoedt die Zijn 62 Eed. zelf zoude weeten te wenschen van Gode, in wiens hajligheGa naar eind62 63 bescherming U.E. samt alle die U.E. lief zijn, bevoolen blijve, 64 zeer hartelijk gegroet, 65Mijn' Heere, van 66U.E. 67Verplichten, weldienstwen 68vriendt, 69P.C. Hóóft. 68T'Amsterdam, 69Mar. 1645.
Het Hof van Friesland verklaarde bij vonnis van 11 februari 1645 (Sententieboek WW 35, 1645 no. 33) Hooft niet ontvankelijk in zijn eis, dat Reen de hofstede op St. Petrus ad Cathedram 1645, wanneer het pachtcontract afloopt, moet verlaten, en wel omdat het feit van de verkoop te Muiden door het Hof als vaststaand wordt aangenomen. Wat de voorwaarden betreft, staan partijen nog tegenover elkander. Nu de opzegging van de huur niet meer kan dienen | |
[pagina 662]
| |
om Reen, d.w.z. zijn erfgenamen, onder druk te zetten, oppert Hooft de mogelijkheid van benaasting of niaring, een uit het oude familierecht afkomstig rechtsmiddel, dat aan een familielid van de verkoper het recht van wederinkoop geeft. (Statuten, ordonnantiën en costuimen van Friesland 1602 (Schwartzenberg, Charterboek van Vriesland IV p. 1138 e.v.), vgl. A.S. de Blécourt, Kort Begrip van het Oud-Vaderlandsch Burgerlijk Recht. Groningen enz. 1924-1932, I blz. 119 e.v., II Bewijsstukken blz. 108: Van niaren der onroerende goederen.; zie voor naasting WNT naasten 1396, 2, naasting 1397 2). |
|