De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 650]
| |
1247 (P.C. Hooft aan C. Huygens.)1Mijn' Heere,
2Naa dat mij, op Donderdaghs aavondt, het geluk van U. Eed. 3 Gestr., zoo ter geheimschrijverije als t'haaren hujze te vinden,Ga naar eind3 4 ontstaan was, brak het ook op vrijdaaghs morghen, mits noodighGa naar eind4 5 aanspreeken van zeekeren Raadsheere, mijnen toeleg van U. Eed.Ga naar eind5 6 Gestr. te koomen bedanken voor al de eere en goede siere van haarGa naar eind6 7 genooten, ende haar mijnen geringen dienst aan te bieden. Derhal-8ven is deeze om dien plicht te pleeghen, ende U. Eed. Gestr. metGa naar eind8 9 een te verwittighen van 't geen zich hier in de zaake van Mê Vrouwe 10 de Graavinne weeduwe van Nassau heeft toegedraaghen. Mijn 11 schoonbroeder Hasselaar, dan, heeft ejndtlijk ujtgewrocht, dat deGa naar eind11 12 gemelde zaak weeder in de Vroedschap gebracht is: maar (t' zijnen 13 ende mijnen leedweezen) zonder vrucht; alzoo hij van zijne 14meedeburghermeesteren niet naar zijn' wensch werd ingevolght.Ga naar eind14 15 Waarover ik geen' andre hoope zie, dan dat, indien d'andre leedenGa naar eind15 16 beeter geneeghenheit tot vernoeghing van haare Genaade toonen,Ga naar eind16 17 Amsterdam, om niet alleen den ondank der weigheringe teGa naar eind17 18 draaghen, tot eenighe reklijkheit moghte gebraght worden. IkGa naar eind18 19 vertrouw, hoewel het mij met het volvoeren deezer zaake die ikGa naar eind19 20 mijnen schoonzoone van der Meide ook hooghlijk heb aanbevoo-Ga naar eind2021len, ontschooten is, dat U. Eed. gestr. daarom niet laaten zal, inGa naar eind21 22 alle geleeghentheden met de eere haarder gebooden, te erkennen, 23 Mijn' Heere, voor 24U. Eed. Gestr. 25Onderdaansten, ootmoedigh-26sten dienaar, 27P.C. Hóóft. 26T'Amsterdam, 20en in 27Sprokkelmaant, 1645.
Verslag van de toedracht der ‘zaake’ (het pensioen) van de gravin van Nassau; de Amsterdamse vroedschap heeft in zijn weigering volhard. De enige hoop is, dat Amsterdam dit odium niet zal wensen te dragen als de grote meerderheid van de Staten van Holland toestemt. |
|