De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 652]
| |
1248 Aan mijnen Heere, Mijnen Heere Joachim van Wikkevoort, Ridder, Raadt ende Resident van haare Hoogheit van Hessen, in de Nieuwe Houtstraat, In Den Haaghe.(v. Wickev.: 28 feb 1645 M. Hooft.) L.
1Mijn' Heere ende Neeve,
2Ik hoope dat U. Eed. Gestr. oover acht daaghen, den baerenzak,Ga naar eind2 3 neevens mijne dankzegging voor de eere ende goede siere, ge-Ga naar eind34nooten bij U. Eed. Gestr., wel zal ontfangen hebben. Nu is deezeGa naar eind4 5 om aan U. Eed. Gestr. te richten het neevensgaande afschrift, 6 getooghen ujt eenen brief, die, hoewel geschreeven ujt Rotterdam 7 den 23en deezer maant, mij eerst gister ter handt quam. U. Eed. Gestr. 8 gelieve 't zelve te vertoonen aan Joffre Tesselscha, op dat haare E., 9 ziende dat de H. Barlaeus van die waaren is, die ter greepe weghGa naar eind9 10 gaan, ende daar veele handen naa strekken, zich niet al te kostelijkGa naar eind10 11 houde, maar toetaste oft gaape indien hij haar pap biedt. Maar het 12 dient verhoolen gehouden voor zijne E. op dat hij zich niet be-13zondighe in ijdele gloorie, ende al te spijtigh warde, als zijndeGa naar eind13 14 begeert van Vidua Regis. Want die naam wordt in het Duitsch vanGa naar eind14 15 den brief ujtgedrukt. Dat de gemelde Joffrouw in den Haaghe is,Ga naar eind15 16 heb ik ujt zijne E. verstaan; ende heeden ujt zijn gezin, dat hij haarGa naar eind16 17 op eergister gevolght is: wel bujten mijn' gissing, alzoo hij mijGa naar eind17 18 gezeidt had, zich tot de rejze niet te kunnen beleedighen. Ik geevGa naar eind18 19 U. Eed. Gestr. te denken, oft dit rondelijk gehandelt is, teeghens 20 eenen vriendt, dat zijn' E alzoo ter slujk vertrekt, zonder mij een 21 woordt daaraf te zeggen: ende oft de min groot is, die zijn' E. zoo 22 verblindt, dat hij waant te ontvejnzen een' heele Haaghsche rejz.Ga naar eind22 23 Wen zijn volk die verzweeghen hadde; zoo zoude de deur derGa naar eind23 24 Doorluchtighe schoole immers daaraf klappen. Deeze dubbelheitGa naar eind24 25 van mij zoo te bedrieghen waare stofs genoegh, voor eenen 26 Fransman, tot een Duel. Maar ik ben zoo heet niet gebaakert, ende 27 naader aan den Duitschen kant: zoo dat ik, indien zijn' E. 't 28 krakkeel aldaar met U. Eed. Gestr. wil afdrinken, daar niet teeghen 29 heb. Maar daar moest een zwaare beeker op staan: ten minste een | |
[pagina 653]
| |
30 roemer, gesneeden van Roemers dochter: op wiens gezontheit deGa naar eind30 31 wijn zoo wel smaaken zal, als op een stuk groene kaaz. Ik dar 32 vertrouwen, dat haare E. de Heer van Zuilichem, U. Eed. Gestr. 33 ende al het gezelschap, waaraan ik mij weldienstelijk gebiede, 34 geen' zwaarigheit zullen vinden, in den pais, tussen zijn' E. ende mijGa naar eind34 35 op die wijze te maaken. Beati pacifici. Zoo U.E.E. niet den heemelGa naar eind35 36 juist, zij zullen 'er ten minste een' vroolijken dagh oft aavondt meê 37 winnen; ende ik daaraan mijn deel hebben naar den geest. Dus 38 verre jok: maar dit is ernst, dat ik ben ende blijf,Ga naar eind38 39Mijn' Heere ende Neeve, 40U. Eed. Gestr. 41Ootmoedighe, onderdaane 42dienaar, 43P.C. Hóóft. 42T'Amsterdam, 27 Feb. 431645.
Over Barlaeus en Tesselschade. Misverstand over een reis van Barlaeus naar Den Haag, haar achterna. |
|