De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 649]
| |
1246 Aan mijnen Heere, Mijnen Heere Joachim van Wikkevoort, Raadt ende Resident van haare Hoogheit van Hessen, in de Nieuwe Houtstraat, In Den Haaghe.(v. Wickev.: 21 feb 1645 M. Hooft.) Hierbij een zak van een baerenhujdt. L.
1Mijn' Heere ende Neeve,
2Ik blijf U. Eed. Gestr. grooten dank schuldigh, niet alleenlijk voor 3 't goedt onthaal, dat ik t'haaren hujze, maar ook voor 't geen ik opGa naar eind3 4 de rejze genooten heb, door de leening van den baarenzak, dieGa naar eind4 5 hierbij te rugge keert. Bij den ingeslooten verwittigh ik den Heer 6 van Zujlichem, van 't geen hier is omgegaan in de zaake van Mê 7 Vrouwe de Graavinne van Nassau. Mij is leedt dat dezelve zaak niet 8 zulx is ujtgevallen als ik wel gehoopt had: ende zal lief zijn datGa naar eind8 9 U. Eed. gestr. daarom niet laate, mij in andre te werk te stellen,Ga naar eind9 10 vereerende met U. Eed. Gestr. gebooden, 11Mijn' Heere, 12U. Eed. Gestr. 13Onderdaansten, ootmoedighsten 14dienaar, 15P.C. Hóóft. 16Mê Vrouw U. Eed. waarde helfte zal hier, bij U. Eed. verlof, 17 mijne handkus, dankzegging, ende ootmoedighe gebiedenis 18 vinden. 19IJlends, t'Amsterdam, 2020 Feb. 1645.
Over het pensioen van de gravin van Nassau. |