De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 644]
| |
1244 Aan mijnen Heere, Mijnen Heere Joachim van Wikkevoort, Ridder, Raadt ende Resident van haar' Hoogheit van Hessen, in de nieuwe Houtstraat, naast het Hujs van Haarlem, In Den Haaghe.(v. Wickev.: 7 febr 1645 M. Hooft.) L.
1Mijn' Heere ende Neeve,
2Dit is een ujtstorting van zeekre blijdschap in de schoot Uwer Eed. 3 Gestrengheit, die (zoo wij vertrouwen) de zelve niet op d'aarde zal 4 laaten vallen, zonder haar deel daaraan te genieten. Onze dochter 5 van der Mejde is, door de genaade Godes, op den 2en deezer maant, 6 verlost van een jonge dochter, ontrent elf uuren in der nacht. De 7 tijding kreeghen wij t'Amsterdam, op den 4en naamlijk eergister 8 naa den middagh, ende hebben ons diesweeghe, zulx herwaartsGa naar eind8 9 gespoejt, dat wij 't hier op gisteraavondt, ontrent zeevenenGa naar eind9 10 aanbraghten; vindende zoo moeder als vrucht in gewenschte 11 gesteltenis naar den tijdt. De pleghtigheit van den doop, waarooverGa naar eind11 12 ik te staan heb, zal mij een' dagh oft drie verplichten hier te blijven. 13 Ende zoo ik, oft mijn schoonzoon daarentussen moghten goedtGa naar eind13 14 weezen om U. Eed. gestr. eenighen dienst te doen, 't zal ons een 15 tweede vreughde zijn, te mooghen vereert worden, met de 16 gebooden van U. Eed. Gestr. aan de Welke samt aan Mê Vrouwe 17 U. Eed. Gestr. waarde helfte, die wij, bij U. Eed. oorlof de handt 18 ootmoedelijk kussen, zich in gunste op <'t> hartlijkste beveelen 19 de moeder, de grootmoeder, de vaader van de nieuwgeboore 20 dochter, ende, 21Mijn' Heere ende Neeve, 22U. Eed. Gestr. 23Onderdaanste, ootmoedighste 24dienaar ende Neef, 25P.C. Hóóft. 24Te Rotterdam, vjen Feb. 251645. | |
[pagina 645]
| |
Bericht over de geboorte van Constantia van der Meijden. |