De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 637]
| |
1239 Aen den Ridder Hu<i>ghens, Heer van Zuilichem &c.1Mijn' Heere,
2De boodschap, mij vertrouwt bij U. Eed. gestr. schrijven van denGa naar eind2 3 tienden deezer, 't welk mij niet voor den elfden in den aavondt ter 4 handt quam, heb ik betracht met eenen ijver zoo groot als de eereGa naar eind4 5 is, die mij daaraan geschiedt dat zijn Ht zich gewaardight mijne 6 geringheit goedt te kennen tot eenighen haaren dienst. Mijn NeefGa naar eind6 7 de Wachtmr heeft met bewijs van zonderlinge gewilligheit denGa naar eind7 8 last aangenoomen, en daatlijk begost zich daarin met alle vlijtigheitGa naar eind8 9 te quijten. Ik zelf ook, denkende niet te misdoen met den eenen enGa naar eind9 10 den andren vertrouwden vriendt aan te spreeken, heb ujt eenen 11 oudburghermr verstaan dat het raadzaam waare te verzoeken 12 (gelijk ik doe bij een' brief neevens deezen) op mijnen schoon-Ga naar eind1213broeder den burghermr Hasselaar, die althans ter daghvaart is, datGa naar eind13 14 hem gelieve aan zijne amptgenooten te schrijven, ten einde de 15 vroedschap, oover de zaak van Mê Vrouw de Graavinne van 16 Nassau, ten tweeden maale vergaadert warde. Daarentussen, 17 gemerkt van wat gevolgh de voorstemmen in een' zaameningeGa naar eind17 18 zijn, ende dat de H. Schout Grootenhujs (bij onvermoghenheitGa naar eind18 19 van andren ujt ouderdoom) gemeinlijk d'eerste is in 't ujten zijnsGa naar eind19 20 gevoelens op den voorstel van Burghermeesteren; zoo geef ik U.Ga naar eind20 21 Ed. gestr. te bedenken, oft een letterken van U. Eed. gestr. aan hem,Ga naar eind21 22 die noch maaghschap met haar van weeghe zijner eerste hujsvrouweGa naar eind22 23 reekent, niet wel goede vrucht konde doen. Ik zoude mijnenGa naar eind23 24 Neeven Burghermr de Graaf en Scheepen Coq geirne de billijkheit 25 der voorzeide zaake ingescherpt, ende de weldaaden erinnertGa naar eind25 26 hebben waardoor zij aan Z.H. altijds moeten verbonden blijven:Ga naar eind26 27 maar alzoo zij meede naa den Haaghe gereist zijn, kan nocht ik bij 28 hen, nocht ijemant hunner hier in de Vroedschap ijet goeds ujt-29werken. Indien U. Eed. Gestr. geneeghen is te weeten, wat voor 30 deezen in dit stuk door mijnen gemelden schoonbroeder den 31 burghermr Hasselaar gedaan is; mijn' heer ende Neef van Wikke-32voort zal U. Eed. dies kunnen berichting geeven: gelijk ook vanGa naar eind32 33 den staat mijner gezontheit. Want de tijdt verbiedt mij ijets meer 34 te zeggen, dan dat ik niet alleenlijk in 't beneirstighen van bood-Ga naar eind34 35 schappen die ujt zoo hoogh eenen naame koomen, maar in degeene 36 die U. Ed. in 't bezonder betreffen, hoop te betoonen, dat ik ben | |
[pagina 638]
| |
37 om altijds te blijven, 38Mijn' Heere, 39U. Eed. Gestr. 40Onderdaanste, ootmoedighste 41dienaar, 42P.C. Hóóft. 41T'Amsterdam, 13en in 42Louwmaant, 1645.
Hooft's antwoord is een vervolg op 1236 aan v. Wickevoort. Pieter Hasselaer moet nu de tweede bespreking van het pensioen in de vroedschap doorzetten, die door zijn ambtgenoten, de burgemeesters dus, geweigerd is. Dirk is ook tot actie gepord. Een lettertje aan dr. J. ten Grotenhuis zou ook geen kwaad kunnen. Huygens kan nog nader verwittigd worden door v. Wickevoort. |
|