De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 580]
| |
1206 Aan den H. George Doublet, Raadsheer in den Hooghen Raade.1Mijn' Heere,
2De vertrouwbaarheit eener handt, die de dochter mijner Hujs-3vrouwe heeft te trouwen, verbiedt mij te twijfelen aan getrouweGa naar eind3 4 bestelling van 't eerlijk bescheidt, dat ik daarom hierin neevensGa naar eind4 5 eerbiedighe dankzegging, oover zend. De brenger is de H. Johan 6 van der Meide, Oudtscheepen en Raadsman der stadt Rotterdam.Ga naar eind6 7 Het gedenkschrift, ontfangen van U. E. neevens 't gemelde 8 bescheidt, heb ik gebrujkt: maar misschien noch te gebrujken:Ga naar eind8 9 houd het derhalven onder mij; en te vrijmoedelijker, om datGa naar eind9 10 U. Eedn de stukken niet ontbreeken, waarujt het getrokken is. Zoo 11 U. Eed. het liever daar zaaghe; een' wenk zal een gebodt zijn, endeGa naar eind11 12 gehoorzaamheit veirdigh. Bij onzen neef Jeronimo Coejmans,Ga naar eind12 13 schoonvaader van Sohier hebben wij, zoo stijf als ons voeghen wil,Ga naar eind13 14 aangeklopt, om hen tot slijting der zaake UEed. bekent, op teGa naar eind14 15 wekken: maar hij slaapt het al deur oft antwoordt als droomende.Ga naar eind15 16 Konden d'Eed. Mo. H.H. van U. Eed. amptgenootschap goedtGa naar eind16 17 vinden ons weeder eens derwaarts te doen roepen, om 't verdraghGa naar eind17 18 op nieuw te verzoeken; 't moght' eenighe baat bijbrengen. DochGa naar eind18 19 ik gedraagh mij dies aan U. Ed, samt mijnen Heer Reighersbergh,Ga naar eind19 20 en beveel, met hartgrondtlijke groetenis, in de beste gunste van 21 bejde U. Eedn 22Mijn' Heere,
23T'Amsterdam, den 25en in: 24Grasmaant des jaars 1644. 23U. Eed. 24Onderdaansten, ootmoedighsten 25dienaar, 26P.C. Hóóft.
Hooft stuurt een geleend stuk (‘bescheidt’) terug, vraagt een ander (‘gedenkschrift’) nog te mogen houden en dringt aan op voortzetting van het proces over de erfenis van zijn schoonmoeder S. van Surck. |
|