De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 578]
| |
1205 Aan den Ridder Huighens, Heere van Zuilichem.1Mijn' Heere,
2D'onderrichting, bekoomen bij ons, door de trouwhartigheGa naar eind2 3 zorghvuldigheit, aangewendt van UEed. Gestr. in de zaake vanGa naar eind3 4 den H. van der Mejde, heeft hem brujdegoom gemaakt. NuGa naar eind4 5 schijnt de tijdt in beraadt te staan van in U. Eed. Gestr. handen teGa naar eind5 6 doen vallen een' geleeghenheit om hem Burghermr van Rotterdam 7 te maaken. Want, indien 't hem gelukt op de benoeming te koomen,Ga naar eind7 8 mij twijfelt niet, alzoo wijlen zijn vaader en grootvader zich in 'tGa naar eind8 9 zelve ampt loflijk gequeeten hebben, oft <U.> Eed. Gestr. zal 10 met een gunstigh woordt zoo veel weeten te verwerven, dat zijn'Ga naar eind10 11 Hoogheit zich gewaardighe hem met de keure te vereeren. WelkeGa naar eind11 12 tweede, en geen' minder weldaadt dan d'eerste, hem verplichtenGa naar eind12 13 zal tot eeuwighen ijver om zijner Hoogheit en Uwer Eed. Gestr. teGa naar eind13 14 dienen, met de zelfste zucht en oprechtigheit, waarinne zijn' glooriGa naar eind14 15 stelt, 16Mijn' Heere, 17UEed. Gestr. 18Onderdaanste, ootmoedighste 19dienaar, 20P.C. Hóóft. 21Mijn' Heere, dat Zwart, waarbij U. Eed. gestr. zich verbondenGa naar eind21 22 heeft, Mujde te koomen bestraalen, staat noch in 't wit. D'onder-23teekeningen zijn niet verflaauwt, de zeeghels gaaf. Noode zoud' ik 24 denken, dat U. Eed. Gestr. denkt ujt haare beloften te vaaren, gelijkGa naar eind24 25 hier t'hunner achterdeure nu daaghelijx veele kooplujden. Doch, isGa naar eind25 26 'er wat daghs van doen; ik zal my voor eenen van de scherpste 27 maaners niet laaten schelden.Ga naar eind27 28T'Amsterdam, den 25en in Grasmaant des jaars 1644.
Verzoek om voorspraak om J. van der Meijden tot burgemeester van Rotterdam te doen kiezen. - Herinnering aan de tweede Verbintenisse (1156). |
|