De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 575]
| |
1203 (W. de Groot aan P.C. Hooft.)1Mijn Heere,
2Alle het geene UE. mij voor desen heeft geschreven nopende de 3 saecke van Cos Janssen hebb ick wel ende rijpelijck overwoghen, 4 oock alle de stucken met den Heer M[...]s bij hervattinge 5 doorsijen, doch om UE. te seggen onse oprechte meeninge, en 6 konnen geen vasticheijt genoech sijen om tot hantvullinge teGa naar eind6 7 geraecken. De saecke soude op huijden gedijent hebben, doch alsoo 8 den voorspraeck van Cos Janssen ijet anders nodichs te doenGa naar eind8 9 hebbende ons versocht de saecke voor acht dagen uijt te stellen, soo 10 hebben wij hem 't selve ingewillicht, om ondertusschen tijd te 11 hebben om UE. noch eenmael te schrijven ende te versoecken dat 12 UE. geen moeijte en wil sparen om van den anderen misdadigenGa naar eind12 13 dije noch in het leven is een nader verklaringe te becomen tot lastGa naar eind13 14 van Cos Jansen, want na dat ick uijt de woorden van Pothoven 15 verstae soo sal hij alles ontkennen ende in het wilde werpen, om deGa naar eind15 16 hantvullinge te ontgaen ende tijd te winnen. Hij seijt ons datter 17 oock eenich oordeel desen aengaende tot Uijtrecht soude zijnGa naar eind17 18 uijtgesproocken. Wat daervan is weete ick nijet. Maar mij dunckt 19 dat UE. wel eenige personen dije in de kercke tot Abkoude geweest 20 zijn op den Hollandschen bodem soude konnen becomen omGa naar eind20 21 getuijgenisse der waarheijt te geven. In allen gevalle dewijl daer 22 questie valt opde preventie (soo wij spreecken) soo moet ons inGa naar eind22 23 allen gevalle blijcken van den dach wanneer Cos Janssen gevangen 24 is genomen, ende wanneer hij te rechte is gestelt, waervan ons totGa naar eind24 25 noch toe nijet en is gebleecken. Hijerop UE. antwoord verwach-26tende sal ick blijven 27Mijn Heere 28UE. 29bereijtwilligen dijenaer, 30Willem de Groot. 29In Sgravenhage, desen 30xij April 1644.
De in 1198 beschreven appèlzaak. Hooft hecht er waarde aan, omdat er een precedent - hetzelfde als in 784 - geschapen dreigt te worden. Doordat enige genoemde personen niet bekend zijn, blijven er details duister. | |
[pagina *31]
| |
31 Krabbel onder een brief van een motief dat in 33 terugkeert
| |
[pagina *32]
| |
32 Tableau in de kerk te Muiden
| |
[pagina *33]
| |
33 Tegenhanger van 32
| |
[pagina *34]
| |
34 Christina H. Hooft met Coenraed Albertsz. Burgh(?)
|
|