• Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Audio/Video
    • Calendarium
    • Thema's
    • Rederijkerskamers
    • Atlas
    • Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden
    • Informatie voor rechthebbenden
    • Over DBNL
    • Organisatie
    • Adressen
    • Vragen
    • Stages
    • Digitaliseringsverzoeken
    • Nieuwsbrief
    • Nieuwe titels
    • Privacyverklaring


  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4,20 MB)






Editeur
H.W. van Tricht



Genre
proza

Subgenre
non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Print
De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3(1979)–P.C. Hooft

Derde deel


Regelnummers proza laten vervallen
[p. 570]

1202 Aan d'Ed. Mo. H.H. Gecommitteerde Raaden der Grootmo. H.H. Staaten van Hollandt ende Westvrieslandt In den Haaghe.

1Edele, &c.

 

2Om U.Ed.Mo. te dienen, volghends d'Apostille, verleent bij 3 U.Eed.Mo. den 23 Martij lestleeden, op de reqe der poldermeestren 4 van de drie polders Westeinder, Middel, *Gaap*+- ende Gejner-45polder, ujt naame van welke poldermeesters, mij, op den laasten 6 derzelve maant, de hierbijgevoeghde copijen zijn behandight; heb 7 ik U.Eed.Mo. in alle reverentie te vertoonen, dat ik, terstondt naa 8 't zien der voorzeide apostille, heb orde gegeeven tot ontslagh8 9 der verzochte zeilen: ende voorts ootmoedelijk te bidden, dat9 10 U.Eed.Mo. gelieve aan te merken, hoe de voorzeide Poldermrs,10 11 bij de copije der reqe oovergegeeven aan d'Eed.Grootmo. H.H. 12 Staaten, in 't gesubreguleerde no 1. zeggen, naa 't haalen der zeilen12 13 van den molen, bij mij gezejdt ende gesustineert te weezen, dat zij13 14 met mij ter zaake van den windt zouden moeten accorderen, ende14 15 hoe zij 't zelve hun eighen zeggen weederspreeken, met stellen in15 16 hun protest, in 't gesubreguleerde No 1. dat ik verklaarde onvoldaan 17 te weezen van 't geene mij was ujtgelooft; gelijk mede bekennen17 18 in 't zelve protest, No 2. dat 'er geaccordeert was, hoewel, naar hun 19 verstandt, abusivelijk. Ook zeggen zij, in de voorgemelde reqe aan19 20 hunne Ed. Grootmo. No 2. dat ik zoude gedreight hebben, de 21 zeilen, waarmeede de moolen op nieuw is voorzien, weeder 22 daaraf te doen haalen: welk dreighement nemmermeer blijken zal 23 door mij oft orde van mij gedaan te zijn.23

24Maar, dewijl U.Ed. Mo. zich gewaardighen, berichting van mij op 25 deeze zaake te begeeren, zoo zal ik de geleeghenheit der zelve25 26 naar de waarheit verhaalen.

27Het is dan geschiedt, naa 't oprechten van de drie moolens bujten 28 mijn weeten, dat zeeker persoon, van 't radt des geenen die op den 29 Middelpolder staat, zulx is gequetst bij kneuzing van zijn hooft, dat29 30 men hem op de plaats heeft doodt gevonden. Waaroover de30 31 poldermeesters, verstaande dat mijn Schout van Weesp ende31 32 Weesperkerspel daarop informatie nam, ende vreezende dat hij32 33 naar gewoonte in zoodaanigh een' geval, de moolenzeilen in arrest 34 zoude neemen, aan mij gezonden hebben eenen van hun Collegie, 35 om te verzoeken dat ik hen, ter zaake van 't voorzeide ongeluk, 36 ongemolesteert wilde laaten, ende voorts, bij brieven in gebruiklijke36

[p. 571]

37 forme, met het recht van den windt tot alle drie de moolens voor-3738zien; waaraf zij mij zouden vergenoeghen; vraaghende wat ik38 39 daarvoor begeerde. Ik, wiens wijze niet is met lujden van soorte39 40 over zulke zaaken te marchanderen, antwoordde, dat ik zijne eighe 41 discretie groot genoegh achtte omme mij, in deezen, daartoe te41 42 gedraaghen. Daarop heeft hij mij verklaart, dat hij ende zijne 43 Confreres mij 40 Rijxdaalers voor alles te zaamen hadden toegeleit,43 44 ende beloofde die te betaalen: waarmeede ik te vreede was. Voorts44 45 hebben zij mij doen hebben pertinente notitie van de plaatsen daar45 46 de moolens staan: ende ik dienvolghends den brief46 47 gedepecheert ende in handen van den voorzeiden Schout 48 gestelt, om hun geleevert te worden: waaraf hij hen verwittight 49 heeft. Seedert hebben zij aan den gemelden Schout, hunne beloften 50 van te koomen betaalen en den brief lichten, tot verscheide maalen 51 vernieuwt, maar 't zelve van wijl tot wijl ujtgestelt, met51 52 excuse dat het aan hunnen penningmeester ontbrak. Ten52 53 laaste hebben zij nu onlanx mijnen Schoute doen aanzeggen, 54 dat zij wel met mij waaren geaccordeert, gelijk zij ook 55 bij hun protest, N 2. bekennen: maar althans verstonden niets55 56 schuldigh te zijn, alzoo zij vermoghten hunne moolens te gebrujken, 57 ujt krachte van 't Octroij, zonder andre provisie. Deeze verachte-5758ring van hun woordt, zoo dikwijls, en met groote asseverantie58 59 gegeeven, heeft mij beweeght endtlijk te doen, 't geen ik in 't 60 eerste t'hunnen verzoeke gelaaten had: te weeten de zeilen van den 61 moolen, die den voorzeiden persoon gedoodt heeft, in arrest te doen 62 neemen. 's daaghs daarnaa hebben de poldermeesters op mij62 63 begeert, door eenen Notaris, met dreighementen van Protest, dat63 64 ik de zeilen ontslaan zoude: 't welk ik presenteerde te doen onder64 65 cautie voor 't gewijzde van Scheepenen, gelijk zij zelve bekennen 66 in hun Protest, No 3. Daarenbooven heb ik hun aangebooden, de 67 zaak te submitteren aan onpartijdighe rechtsgeleerden. Maar zij,67 68 schijnende hun recht te mistrouwen, hebben liever gehadt, UEed.68 69 Mo. in haare hooghwightighe besoignen, met dus gering een' 70 questie te troubleren, en mij, (wel teeghens mijne geneeghenheidt)70 71 tot het zelfste te benoodighen.71

72Nu bid ik U. Eed. Mo. te considereren, dat, in de jurisdictie mij72 73 vertrouwt door gratie van hunne Ed. Grootmo. niemandt vermagh 74 eenighen windmoolen te gebrujken, zonder daartoe verkreeghen 75 te hebben het recht van den windt, gelijk de voorzeide Polder-76meesters, in de reqe aan hunne Eed. Grootmo. No 3. genoegh76 77 bekennen: ende dat (gelijk bij verscheide brieven van seedert 100 78 jaaren herwaarts, wen 't noodt waare, zoude kunnen blijken) het

[p. 572]

79 voorzeide recht, altijds, door mijne voorzaaten, Castelains van79 80 Mujde ende Baljuwen van Goejlandt, is verleent geweest, van 81 weeghe der Graaflijkheit, als een Regaal oft Domaine derzelve:81 82 zijnde ook anderszins niet vreemdt, dat lujden, die om hunnes82 83 proffijts wille eenighe machinen oprechten, bij welke 't publiq83 84 in perikel komt van eenen onderzaat te verliezen, gelijk bij 't84 85 ongeluk booven verhaalt gebeurt is, ook het Publiq eenigher 86 maate erkennen.86

87De Poldermeesters willen hierteeghens wel voorwenden, dat de87 88 Ed. Grootmo. HH. Staaten, bij 't Octroij, onder ander, hun ook 89 hebben veroorloft moolens te maaken. Maar 't zelve, sanè verstaan,89 90 vervaat (zoo mij dunkt onder correctie) tacitè deeze Clausule,90 91 Behoudends eenen ijghelijke zijn goedt Recht. Welke Clausule zee-9192ker in de hierneevens gevoeghde copije van Octroij niet gevonden92 93 wort: maar in 't voorgegangen Octroij, tot het welke dit hierbij93 94 gevoeghde Octroij als ampliatoir oft suppletoir zich refereert,94 95 klaarlijk (naar dat men mij bericht heeft) is ujtgedrukt. Ende, gelijk 96 zij gehouden zijn een ijder, wiens landt zij, tot behoef van hunne 97 kaaden, slujzen, weeteringen, aantasten, daarvoor te voldoen; gelijk97 98 zij den Baljuw ende Dijkgraaf van Aemsterlandt, voor hun ujt-99waateren op den Amsterlandschen boodem, ende voor de brieven 100 daartoe van Zijne E. verkreeghen, met wel merkelijker somme, dan100 101 mij van hun belooft is, hebben te vreede gestelt: alzoo is mijn 102 vertrouwen, dat der Ed. Grootmo. HH. Staaten meining niet ge-103weest is, de prerogativen, genooten bij mijne voorzaaten, ende mij 104 goedertierlijk gegunt bij mijne Commissie, eenighzins te verkorten,104 105 ter contemplatie van de gemelde Poldermeesters, bij 't Octroij hun105 106 verleent.

107Ende is derhalven mijn zeer ootmoedighe beede, dat U. Ed. Mo.107 108 gelieve gedient te zijn, met Acte aan mij te vergunnen, bij welke108 109 den voorzeiden Poldermeesteren geinjungeert warde, mij geene 110 steurnis te doen in het recht, dat hunne Ed. Grootmo. mij gratieuse-110111lijk hebben toegevoeght; maar zich te quijten van hunne iterative111 112 beloften, en te voldoen het accoort met mij gemaakt. Welke 113 weldaadt, zeer hoogh bij mij te achten om der eere ende consequen-114tie wille, ik, naa 't ujterste van mijn gering vermooghen, aan den114 115 Staat, ende U.Ed.Mo. zal trachten te verdienen; biddende 116 immiddels God den Almaghtighen, U. Ed. Mo. in gelukzaalighe 117 regeeringe altijds te bewaaren, ende in haare goede gratie,

118Ed. &c.

119Uwer Ed. Mo.

120Onderdaansten, ootmoedighsten

[p. 573]

121dienaar,

122P.C. Hóóft.

121T'Amsterdam. 2 Apr.

1221644.

 

A Nadat iemand dodelijk gekwetst is door het rad van een der drie molens, die de poldermeesters van drie in Hooft's rechtsgebied gelegen polders hebben gebouwd, heeft Hooft de zeilen van die molen in beslag genomen. De poldermeesters verkrijgen door rekest van Gecommitteerde Raden, dat Hooft het beslag moet opheffen. Intussen is er een onenigheid ontstaan over het recht van de wind; de voorstelling die de poldermeesters ervan geven in hun rekest is volgens Hooft onjuist (r. 1-23).

B Volgens de wens van Gecommitteerde Raden geeft Hooft zijn lezing van de controverse:

1. Als de inbeslagneming dreigt, tonen de poldermeesters over het recht van de wind te willen accorderen (r. 35-39).

2. Hooft neemt hun (lage) bod aan (r. 39-44).

3. Hooft stelt de verlening op schrift en geeft die brief aan de schout van Weesp, die hem moet overhandigen en het geld innen (r. 44-46).

4. De poldermeesters halen de brief niet af en trekken hun accoordverklaring en de erkenning van hun verplichting in (r. 52-57).

5. Hooft laat de zeilen in beslag nemen (r. 60-62).

6. De poldermeesters eisen via een notaris de opheffing daarvan; Hooft stemt toe mits de poldermeesters een waarborgsom voor het nakomen van het uit te lokken schepenvonnis storten. Ook arbitrage wil Hooft aannemen (r. 62-67).

7. De poldermeesters dienen het rekest tot ontslag van de zeilen bij G.R. in. (r. 67-71).

C Daarna geeft Hooft zijn beschouwing:

1. Niemand mag in Hooft's rechtsgebied een windmolen bouwen zonder het recht van de wind te hebben verworven. Hooft's ambtsvoorgangers hebben het altijd uit naam van de Grafelijkheid verleend. Bovendien is het logisch, dat wie toestellen opricht die gevaar voor de gemeenschap kunnen opleveren, die gemeenschap enigermate tegemoetkomt (r. 72-86).

2. De poldermeesters beroepen zich erop, dat het hun door de Staten van Holland verleende inpolderingsoctrooi deze verplichting niet uitdrukkelijk vermeldt. Hooft stelt, dat het als vanzelfsprekend beschouwd is (r. 90-91). Het vroegere octrooi, waarvan dit afgeleid is (r. 94), bevatte een desbetreffende verwijzing wel. Daar alle personen en instanties wier land door de inpoldering enige waardevermindering heeft ondergaan, wel vergoedingen krijgen, kan het de bedoeling van de Staten niet geweest zijn, Hooft's rechten ten behoeve van de polders te verkorten (r. 95-106).

[p. 574]

3. Hooft verzoekt Gecommitteerden daarom hem een bevel voor de poldermeesters te doen uitreiken, dat zij zijn rechten niet mogen schenden en de met hem gemaakte overeenkomst moeten nakomen (r. 107-112).

Minuut. UBA II C 11.763.
+
*Gaasp*
4
de Gaasp- en Geinerpolder grenst nog ten O. aan de Vecht, de tegenwoordige Middel- en Westeinderpolders liggen ten W. van de Amstel en ver van Weesp en Weesperkarspel. De door Hooft genoemde Middelpolder lag in Weesperkarspel.
8
ontslagh: opheffing van beslag.
9
ende (heb).
10
aan te merken, hoe: erop te letten, dat.
12
't gesubreguleerde: de bijlage.
13
bij mij gezejdt ende gesustineert te weezen: dat ik gezegd en volgehouden heb.
14
molenaars moesten aan de overheid, soms de ambachtsheer, betalen voor het recht van de wind.
15
't zelve hun eigen zeggen weederspreeken: deze woorden van hunzelf tegenspreken.
met stellen: door te poneren.
17
ujtgelooft: aangeboden.
19
verstandt: mening.
23
oft orde van mij: of op mijn bevel.
25
geleeghenheit: toedracht, omstandigheden.
29
zulx: dermate, of: zodanig.
30
Waaroover: En daarom.
31
verstaande: vernemende.
32
daarop informatie nam: daarover inlichtingen inwon.
36
ongemolesteerd: met rust; ende (dat ik hen) voorts; brieven: akten.
37
met het recht (...) voorzien: het recht (...) (wilde) verlenen.
38
waaraf...vergenoeghen: waarvoor zij mij zouden betalen.
39
wijze: gewoonte; lujden van soorte: mensen van aanzien.
41
discretie: vermogen tot oordelen.
mij...gedraaghen: mij daarbij bij voorbaat aan te sluiten.
43
toegeleit: toegewezen (WNT toeleggen 538 2e al.).
44
waarmeede...was: waarbij ik mij neerlegde.
45
doen...notitie: nauwkeurige aangifte gedaan.
46
den brief gedepecheert: de akte klaargemaakt.
51
van wijl tot wijl: telkens, van het ene tijdstip tot het andere.
52
dat...ontbrak: dat hun penningmeester zijn plicht niet nakwam.
55
verstonden: van mening waren.
57
Octroij: indertijd verleend om de inpolderingen te verrichten.
58
asseverantie: nadruk, dat dit waar was.
62
op mij: van mij.
63
Protest: verklaring van in rechte in verzet komen (WNT protest 4520 2).
64
onder...Scheepenen: mits onder borgstelling voor het door de vierschaar te vellen vonnis.
67
submitteren aan: (ter beoordeling) voorleggen aan.
68
liever gehadt: geprefereerd.
70
troubleren: lastigvallen; wel: zeer.
71
geneeghenheidt: zin; benoodighen: dwingen.
72
considereren: in aanmerking nemen.
jurisdictie, h. concreet: ambtsgebied van een rechterlijke ambtenaar.
76
genoegh: duidelijk, openlijk.
79
voorzaaten: voorgangers.
81
Regaal oft Domaine: recht (inkomste) van de landsheer.
82
zijnde...vreemdt: terwijl het bovendien uit een ander oogpunt logisch is.
83
eenighe machinen: de een of andere soort toestellen; 't publiq: de gemeenschap.
84
onderzaat, vgl. Mnl. Wdb. V. 391, 1.
86
erkennen: met dankbaarheid bejegenen.
87
voorwenden: in 't midden brengen (zonder bedrieglijke bijbedoeling).
89
sanè verstaan: goed begrepen.
90
onder correctie: (beleefdheidsformule:) tenzij UEen beter inzicht hebt; tacitè: stilzwijgend.
91
zeeker: ongetwijfeld, weliswaar.
92
Octroij, nl. om inpolderingen te maken.
93
't voorgegangen Octroij: het voorafgegane octrooi.
94
ampliatoir, suppletoir: aanvullend.
zich refereert tot: betrekking heeft op.
97
voldoen, te vreede stellen: betalen.
100
merkelijk: aanzienlijk.
104
gegunt: toegekend.
Commissie: aanstelling, aanstellingsakte; eenighzins te verkorten: in welk opzicht ook te verminderen.
105
ter contemplatie van: met het oog op, terwille van de genoemde poldermeesters.
107
dat...bij welke: dat het u moge behagen, een akte aan mij uit te reiken, krachtens welke.
108
Acte aan mij te vergunnen: mij in 't bezit stellen van een ambtelijk stuk.
110
gratieuselijk: gunstiglijk.
111
toevoegen: geven; iterative: herhaalde.
114
naa: naar, volgens.

Over het gehele werk

H.W. van Tricht

F.L. Zwaan

D. Kuijper Fzn.

Franco Musarra

R.E.O. Ekkart