De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 567]
| |
1200 Aan den H. Jacob Cloops, Adt tot Brussel.1Ik en weet wat denken van dat mij, op verscheide mijne brieven,Ga naar eind1 2 gezonden aan U.E. zoo oover Antwerpen als oover den Haagh, in 3 twee jaaren niet een eenigh antwoordt is ter handt gekoomen. 4 'T schijnt naulijx te gelooven dat u.E geenen derzelve zoude 5 ontfangen hebben: ende al waare 't zoo, noch zoude 't vreemdt zijn, 6 dat U.E. in zoo lang eenen tijdt noijt gelieft hadde mij van denGa naar eind6 7 staat onzer zaaken tot Brussel te verwittighen; gemerkt ik niet weet 8 te bezinnen, met welke mijne schuldt ik zoodaanigh een' ongunstGa naar eind8 9 aan. U.E. zoude mooghen verdient hebben. Ik ben in vreeze ge-10weest, dat U.E. door ongezontheit of te zwaarder misquaamGa naar eind10 11 moghte belet zijn. Maar althans verzeekert zijnde, door den Heer,Ga naar eind11 12 die mij de eere gedaan heeft van 't bestellen deezes aan U.E. op zich 13 te neemen, dat U.E. noch onlanx in goeden doene geweest is, 14 bid ik noch eens, dat U.E. doch gelieve haar antwoordt niet langer 15 te verwijlen, ende beveel, op dien toeverlaet, in U.E. beste gunste,Ga naar eind15 16 Mijn' Heere, 17U.E. 18Onderdaanen, toegedaanen 19dienaar, 20P.C. Hóóft. 20T'Amsterdam, 15 Mar. 1644.
Herhaalde, ongeduldige vraag om antwoord. |
|