De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 496]
| |
1155 Aan mijnen Heere, Mijnen Heere Joachim van Wikkevoort, Ridder, Raadt ende Residen<t> van Haare Hoogheit van Hessen, in de Nieuwe Houtstraat, in Den Haage.(v. Wickev.: 19 Apr. 1643 M. Hooft) L.
1Mijn' Heere ende Neeve,
2Zoo ras als U. Ed. Gestr. dienaar hier aangezeidt had dat de bij-3gaande brieven tot Mujde vergeeten waaren, schreef ik derwaarts: 4 maar heb ze niet dan nu terstondt, ontrent tien uuren voor middagh,Ga naar eind4 5 ontfangen. Ik bid U. Eed. Gestr. mij te verschoonen van 't marrenGa naar eind5 6 derzelve, daar ik geen' schuldt aan heb, ende eens te gedenken aan 7 een afdruxel van 't Waapen zijner Hoogheit, 't welk mij van denGa naar eind7 8 Heere van Zuilichem belooft is, ende, in 't vermaan van dien, teGa naar eind8 9 doen mijne weldienstighe gebiedenissen aan zijn' Eed. Gestr. gelijk 10 ik de zelve doe aan U. Eed. gestr. met dankzegging voor de eere 11 van U. Eed. Gestr. verzoek, blijvende eeuwelijk, 12Mijn' Heere ende Neeve, 13U. Eed. Gestr. 14Onderdaanste, ootmoedighste 15dienaar, 16P.C. Hóóft. 15T'Amsterdam, 18 Apr. 161643.
17Mê Vrouwe onze welwaarde Nichte, zal hier, met oorlof van 18 U. Eed. Gestr. onze wel needrighe eerbiedenis en handtkus vinden.
Hooft stuurt brieven op, die v. Wickevoort te Muiden vergeten had. |