De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 490]
| |
1151 Weleedelen, Gestrengen, Manhaften Heere, Mijnen Heere Joachim Van Wikkevoort, Ridder, in de nieuwe Houtstraat, In Den Haaghe1Mijn' Heere ende Neeve,
2De Kooningin heeft U. Eed. Gestr. bij ons, van de beloofde her-3waartskoomst ontschuldight: eerst met haar weederkeeren, daarna 4 met twijfel van gelijken ramp ten tweeden maale. Maar althansGa naar eind4 5 achten wij U. Eed. Gestr. van haare behoude rejze verzeekert te 6 weezen: ende, ziende derhalven geen verschoonen meer aan 'tGa naar eind6 7 achterblijven van 't verwachte gezelschap, vervordren ons,Ga naar eind7 8 U. Eed. Gestr: en 't zelve, boovenal, mijnen Heer van Zuilichem,Ga naar eind8 9 om voldoening der schuldt te maanen. Doch U. Eed. Gestr. 10 gelieve, mij, eenen dagh, twee, oft drie, te voore te waarschuwen, 11 op dat ik Joffre Crombalgh beschrijven mooghe t'eener zoo aange-Ga naar eind1112naame vergaadringe, daar zij, mijns bedunkens, niet laaten zal teGa naar eind12 13 verschijnen. Inmiddels bid ik U. Eed. Gestr. en den welgemelden 14 Heer van Zuilichem, in hunne beste gunste altijds te bewaaren, 15 is Mijn' Heere ende Neeve,
16Mê Vrouw, U. Eed. Gestr. 17gemaalinne zal hier d'oot- 18moedighe handtkus van mij 19en mijn' Hujsvrouwe, samt 20mijne twee dochters, vinden. 17U. Eed. Gestr. 18Onderdaansten, ootmoedigh- 19dienaar, 20P.C. Hóóft.
21T'Amsterdam, 9 Mar. 221642.
Koningin Henriëtte Maria van Engeland, de vrouw van Karel I, begeleidde haar dochter Maria Stuart, die met Willem II van Oranje getrouwd was, naar Nederland. 10 maart 1642 was zij in Hellevoetsluis en 11 maart in Den Haag. | |
[pagina 491]
| |
Zij zocht hulp voor de strijd tegen het Parlement en had de kroonjuwelen ter belening meegebracht. Door de hulp van Frederik Hendrik's relaties gelukte haar dit. Zij vertrok 26 januari 1643, maar was, zogenaamd wegens storm maar in werkelijkheid omdat er een schip met munitie was achtergebleven, 6 februari weer in Den Haag terug. 26 februari vertrok zij voor de tweede maal. Brief 1151 is door Hooft gedateerd 9 maart 1642 en op die datum is hij in de uitgaven opgenomen. De tekst bewijst echter dat het jaartal een verschrijving is voor 1643, want de brief bevat de geschiedenis van Henriëtte Maria's vertrek. Natuurlijk veroorzaakte haar terugkeer een protocollaire ‘ramp’ en was Van Wickevoort als diplomaat pas vrij man toen men zeker kon zijn van haar definitieve thuisreis. (W. III 251 n. 4 met citaten uit Aitzema V, 477). |
|