De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 471]
| |
1140 Aan den H. George Doublet, Raadsheer in den Hooghen Raade.1Eed. &c.
2Wen ik snoodt genoegh bleeke, om ijemands gewisse, en, met een'Ga naar eind2 3 zelve kreuk, het recht, te willen krommen; noch zoud' ik mis-Ga naar eind34schien niet dom genoegh zijn, omme mij aan den deughdighen 5 Doublet te vergrijpen. Maar U. Eed. gelieve te gelooven, dat mij 6 eeven leedt waare, zoo zujver een gemoedt, in 't minste te bezoe-7delen, als mij mijn eighen, met d'allervuilste vlak, afzightigh teGa naar eind7 8 maaken. 'T gezonden boek heb ik U. Eed. niet geschonken, maarGa naar eind8 9 gedacht ten dierste te verkoopen, omme met arbejdt, vergolden,Ga naar eind9 10 oft (ejghentlijker gezejdt) vermangelt te worden aan de moejte, dieGa naar eind10 11 ik U. Eed, verghde te doen in 't ontdekken, aanwijzen, en ver-12beeteren mijner misslaaghen. En het wil (indien ik dit maar tenGa naar eind12 13 deele verwerf) zoo verre met mij zijn, van U. Eed. verplicht te 14 hebben, dat ik, geplonst in eenen afgrondt van gehoudenissen 15 t'haarwaarts, zal achter ujt moeten vaaren, zoo zij, in ujtgift vanGa naar eind15 16 reekeninge, voor geene betaaling laat doorgaan mijne gebeeden 17 tot god, dat hij U. Eed, tot heil en siraadt onzes vaaderlands, meer 18 en meer met eere en voorspoedt zeeghene, naar wensch van haar 19 zelve, ende, 20 Eede &c. van 21U. Eed. 22Onderdaansten, ootmoedighsten 23dienaar, 24P.C. Hóóft.
Antwoord op 1133. |
|