De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 468]
| |
1139 Mijn Heere Mijn Heere Hooft, Drost van Muijden, Baillieu van Goijland enz. Tot Amsterdam.(Hooft: Handtwaatervat en bekken, mij vereert van zijn' Hoogheit, oover de toëejghening mijner Historien aan haar.) Met een Rond mandeken. P.
1Mijn Heer,
2Op U.E. laeste Brieven ben ick met voordacht tot noch toe stom.Ga naar eind2 3 Mij docht ick die niet als van mijns meesters weghen diende te 4 beantwoorden. Nu wasch ick'er mij de handen af in dit Hand-vat.Ga naar eind4 5 U.E. gelieve de saeck bij het goede hand-vatt te nemen, ende deseGa naar eind5 6 lichte silvere erkenteniss niet anders te houden, als voor een' 7 schaduwe van de gewichtighe gulde woorden die s. Hoocht tenGa naar eind7 8 prijse van U.E. doorluchtighe werck te meermalen heeft uijtge-Ga naar eind89sproken. 10Van mijnen hoop mallicheden voel ick dat de He Barlaeus te ruijmGa naar eind10 11 geroemt heeft. Daer en is niet onder daer door U.E. het berouwGa naar eind11 12 van sijn verlangen ontgaen mochte. Op het aenporren nochtans 13 van dien vriend werdt alles afgeschreven ende versamelt. Ten 14 einde sal U.E. te keure komen, oft hem gelieven sal sijn oogheGa naar eind14 15 daerover te vernederen. 16Me Vrouw de Drostin verght mij voortaen meer dan ick machtighGa naar eind16 17 of schuldigh ben. Ick most maer een hert te Muijden brengen; endeGa naar eind17 18 bend'er lang met twee geweest. Het doode was geenes dancksGa naar eind18 19 waerdigh, het levende geenes ondancks. Eens hope ick mondeling 20die saeck te gaen afpleiten. U.E.E. gonnen mij het uijtstellen, datGa naar eind20 21 ick mijn selven misgon, ende versekeren sich dat ick leve ende 22 sterven sal, 23Mijn Heer,
24In 'sGravenhaghe, den 2516en Jan. 1643. 24Beider ootmoedigste dienrGa naar eind24 25C Huijgens. | |
[pagina 469]
| |
De Prins laat Hooft als dank voor de opdracht van de Nederlandsche Historiën door Huygens een zilveren schenkkan met kom sturen. - Over het uitgeven van Huygens' Momenta Desultoria. - Huygens vraagt er Hooft en vooral Leonora begrip voor, dat hij zo zelden aan uitnodigingen gehoor geeft. |
|