De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 466]
| |
1138 Aan mê Joffrouwe, Mê Joffre Tesselscha Visschers, weeduwe van Sr Crombalgh z.g. tot Alkmaar.1Me Joffre
2Onder 't veel, dat ik U.E. schuldigh ben, is 't minste niet de eere, 3 die 't U.E. gelieft heeft mij te bewijzen, door 't ontfangen mijne[.] 4 geringe gifte, met zoo goedt een hart, als 't geen waarujt zij ge-5zonden was. Ik bedank U.E. daar voor ten hooghste, ende voor 6 't aanbieden van eenen Roemer te bemaalen met mij[-] zinspreukGa naar eind6 7 Omnibus Idem, ende mijn blazoen een' Zon. Mijn verbejden met 8 antwoordt is ujt oorzaak dat wij n[-] wel fraaije glaazen hebbenGa naar eind8 9 kunnen bekoomen. Nu zend ik der drie bij deezen: niet om alle 10 beschreeven te worden bij UE., maar, om dat 'er somtijds een 11 breekt in 't snijden. Ook wenschte ik wel dat, op een van drie,Ga naar eind11 12 moghte gestelt worden, tot zinspreuk en blazoen mijner hujs-Ga naar eind1213vrouwe, een stuksken velds, met drie strujken met witte, leelien, ende 14 voorts, Par la Grace de Dieu: gelijk ik het hier onder gekrabbelt 15 heb. 'T welk te snijden, ik achte dat Joffre Anna, U.E. Zuster mij 16 niet zal weigheren, indien het U.E. eedele handt, die ik het quaalijkGa naar eind16 17 verghen dar, al te lastigh zoude vallen. Ik merk wel dat de leelijen 18 met beeter val ujt een' bloempotteken zouden koomen: maarGa naar eind18 19 vind sulx niet zoo bequaam om den zin van Christus ujt te drukken, 20 die ons wil inprenten, dat de leelijen, zonder toedoen van menschen, 21 puirlijk door Goods genaade zoo sierlijk gekleedt worden. 'T 22 welk men zoo wel niet zeggen kan van leelijen in een pot, die door 23 't verzorghen der zelve met versch waater, door menschen handt, 24 eenighszins gevoedt worden. Wijders, ik meen voortaan de leelijGa naar eind24 25 meer te eeren dan de rooze, dewijl deeze U.E. zoo zeer neemt teGa naar eind25 26 quellen. God verlosse U.E. van die moejlijkheit, ende behoede haar 27 van allerleij leedt, gelijk hem van harte bidt, 28Mê Joffre 29U.E. 30Toegedaanste, Dienstwste 31P C Hóóft. 30T'Amsterdam, den 3113 in Louwmaant, 321643. | |
[pagina 467]
| |
Hooft vraagt Tesselschade of zij, zo nodig door Anna geholpen, een roemer voor Leonora en een voor hem wil graveren met een zinnebeeld en een spreuk. |
|