zowel van geschenk als van zender en diens onverdiend mij toegenegen inborst, een zodanig en zo groot genot gegeven, dat ik mij over zo langdurig zwijgen, waar ik zelfs niet met een enkel woord mijn dank heb betuigd, zou schamen, zo niet één grond van verdediging zich voordeed. Immers, hoewel ik met geen van mijn zotheden in die mate hoogingenomen was als met de Historiën van de daden van onze landslieden door mij te boek gesteld, was ik toch van oordeel, dat ik de uitgave daarvan, hoe langzaam ze ook voortschreed, moest afwachten, opdat ik niet louter met ongeletterde letteren mij tot een zeer geletterd man zou wenden. Die Historiën dan dus vertonen zich nu aan UEn zij vragen u, dat ge met vredigen blik hen ontvangt, met gestrengen kapittelt, met welwillenden den auteur op feilen, die ge erin zult vinden, opmerkzaam maakt. Van het overige, hoe hoog wij, die haar grondig hebben leren kennen, die proeve van uw oordeelkundigheid waarderen, en hoe wij het betreuren, dat het ons niet vergund is, in het bijzijn van een zo diep ingewijde in den mysteriedienst der Muzen en een zo kundig taxateur van menselijk handelen tevens ons te verheugen, zal de Heer Caspar van Baerle, professor in de Philosophie aan het Athenaeum illustre van deze stad, veel beter dan ik u uiteenzetten en veel helderder; bij wien ik mij volkomen aansluit. Vaarwel.
Amsterdam, 12 januari 1643.
Hooft stuurt, door bemiddeling van Barlaeus, de Nederlandsche Historiën aan Ds. Conradus Goddaeus en bedankt hem voor zijn Ululae laus, dat hij al enige tijd geleden van hem gekregen had.
Conradus Goddaeus († 1658) had in 1642 te Deventer een boekje laten verschijnen, een soort lof der zotheid in 't kleine, met de uil als protagonist: Laus Ululae ad Conscriptos Ululantium Patres et Patronos, authore Curtio Jaele (vertaling van de naam van de schr.; de Nederlandse uitgave van 1664 vertaalt dit pseudoniem weer in Koertje Juyle).
Goddaeus volgde in 1634 zijn vader als predikant te Vaassen (Gld.) op, na studie te Deventer. Hij trouwde in 1635 met de dochter van Ds. Wilhelmus Stephani, predikant te Harderwijk, die als remonstrant tijdelijk had moeten uitwijken naar Arnhem. Zie over G. verder F. Kossmann in NNBW X en in Het Boek XXII en XXIII.