De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 389]
| |
1090 Op-draght, Aen d'E.E. Heer P. Cornelisz. Hooft Droszaert tot Muijden.1Mijn Heer,
2De lust tot de Nederduijtze Rijmkonst, heeft mij weeder zoo veer 3 gebragt, dat ik de Thebaensche Thimoklea, op ons AmsteldamscheGa naar eind3 4 Schouburgh, heure bedroefde rolle doe spelen; evenwel zoo niet 5 als ik wel wensch, vermits 't vermoghen veel zwakker is als de wil: 6 nochtans heeft de stoutigheid de schaemte overwonnen, en mij zoo 7 vrijpostig gemaekt, dat ik uw' E.E. tot een beschermer voor deze 7 verkragte Weduwe uijtkip, om haer voor vorder overlasten der 8 baldadigen te verdadigen, hoe wel ik weet dat hier meer walleginge 10 als vermaek bij uw' E.E. zal in gevonden worden. Maer de 11 genegentheden die uw' E.E. is dragende tot de leer-grage leerelin-12gen, hebben mij versekert dat uw' E.E. dit met zodanige 13 genegentheid zal ontfangen, als den op-dracht daer van gedaen 14 wort, door 15U.W.E.E. 16Verpligte 17Ian Soet. 18In Amsterdam den eersten 19November.
Jan Zoet, ca. 1614-1674, tapper, fel orangist, volgens J. te Winkel (Ontwg. III2 525-527 en het reg. in IV in voce) een geboren schimpdichter; volgens Huygens, wiens Heilige Daghen Zoet aangevallen had, bevatte zijn naam een e te veel (W. IV 120-121). Het is niet bekend, waaraan Hooft de eer van deze opdracht te danken had. |
|