De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 386]
| |
1089 Weledelen, gestrengen, manhaften Heere, Mijnen Heere Joachim van Wikkevoort, Ridder, Raadsheere van haare Hoogheit van Hessen, op de singel, bij Jan Roon toorn, in de ploegh, tot Amsterdam.(v. Wickev.: 27 Sette 1641 M. Hooft de Muijden) - Hierbij een' haaze, en twee mandekens.
Loont.
1Mijn' Heere ende Neeve,
2Mijn' Hujsvrouw en ik hebben niet alleen onze harten opgehaelt int 3 genot der lekkre perzen; maar ook eenighe geleerde tongen, teGa naar eind3 4 weeten de Heeren Vossius en Junius Schoolvooght, daarmeêGa naar eind4 5 onthaalt. Nu keeren de mandekens hierbij te rug, met een staaltjen 6 van onze Goojsche ooft, dat nu begint te rijpen: een' lompeGa naar eind6 7 schenkaadje, die, in edelhejt, bij die van U. Ed. Gestr. niet op magh. 8 Maar haare heushejt is wel gewoon de wil voor 't werk te neemen: 9 ende dit onze troost. Mij twijfelt niet, oft U. Ed. Gestr. zal reeds 10 verstaan hebben, hoe 't in Andaluzia gaat. Echter kan ik mij nietGa naar eind10 11 onthouden van hier te melden, hoe mijn zwaagher Baak schrijven, 12 van eenen deftighen persoon, ujt Lisbon heeft, 't welk gedagh-Ga naar eind1213teekent is den 23en in Oestmaant, ende vast aldus lujdende. ‘DeezenGa naar eind13 14 naamiddagh ontfangen wij hier tijding, dat Sevilje, *Kalis,*Ga naar voetnoot+ en 15 gansch Andaluzia, opstendigh zijn. Een zaak die lange gesmeult 16 heeft, en zich althans geopenbaart. Dit gaat zeeker. Men zejdt, datGa naar eind16 17 de Hartoghen van Medina Sidonia, Ossuna, Alva, en andre 18 Grooten daaraan vast zijn. Maar hieraf heeft men noch geen' ge-Ga naar eind1819wisse kundschap.’ Doch de voorzejde mijn zwaagher meent, datGa naar eind19 20 deeze Heeren het alleenlijk op den Graaf van Olivares gelaadenGa naar eind20 21 hebben ende voorwenden zullen dat het wit hunner waapenen 22 enklijk is dien man op de knien te helpen, tot 's koninx beste, en denGa naar eind22 23 zelve geene gehoorzaemhejt te willen wejgheren. Op den zelven 24 voet werd het werk hier te Lande ook aangevangen. Dat hetGa naar eind24 25 Spaansche nu den zelven gang zal gaan, is, mijns oordeels meer teGa naar eind25 | |
[pagina 387]
| |
26 wenschen dan te hoopen. En ik vreez grootelijx, dat de koning van 27 Kastilje de misnoeghden, met het hooft van Olivares, zal te vreedeGa naar eind27 28 stellen. In welken gevalle zij hunne maght wel gezaamder handt 29 tegens Portugal moghten keeren. Doch men houdt het daar voor,Ga naar eind29 30 dat zij noch geene troepen op de beên hebben. Indien deeze dingen 31 voortgang neemen, ende Godt geeft dat mijne zorgh ijdel zij; het 32 geldt den Kastiljaan wat anders dan een Rijk van Portugal. WantGa naar eind32 33 (behalven dat Andaluzia voor den gezeeghensten oordt van Spanje 34 geacht wort) het heeft grooten schijn, dat in de Indïen mede 35 eenighe moejte zal rijzen, ende die gewesten lichtelijk met den 36 Andaluz aanspannen, ten opmerke van de gemeenschap des koop-Ga naar eind3637handels, waar door die volken elkandre verplicht zijn. Van 't 38 bedrijf zijner Hoogheit in Vlaandre, hooren wij hier niet; ujtgezejdt, 39 dat zij daar overal veel volx voor de borst vindt, en kleene kans ziet 40 om ijets te verrichten. Eenighe daaghen geleeden, zejde mij hier de 41 H. Mostart, verstaan te hebben dat zijn' Hooghejt voor 't Sas van 42 Gent lagh: ende dit ujt eenen, die 't verklaarde te hebben ujt eenen 43 predikant oft proponent, versch gekoomen ujt het leegher. Maar 'tGa naar eind43 44 zwijghen onzer loopmaaren, van dit beleg, doet mij duchten, dat 45 deeze mondt, die wel behoorde niet bujten de waarhejt te spreeken, 46 dezelve hierin gespaart heeft. Dorstens deert mij zeeker, dat wij 'tGa naar eind46 47 alzoo in de lij laaten: en het dunkt mij wat vreemds, dat zelfs deGa naar eind47 48 Hooghejt van U. Ed. Gestr. meestresse, daarnaa niet eens taalt in 49 zijn' uiterste noodt. Zoo U. Ed. Gestr. hieraf, oft van andre 50 kunschappen, ijets heeft, dat men mijn' ooren vertrouwen magh,Ga naar eind50 51 ik bid om eenigh deel daaraan, ende teffens om versterking van 52 U. Ed. Gestr. eeloof, dat is, ende altijds weezen wil, 53Mijn' Heere ende Neeve, 53U. Ed. Gestr. 54Onderdaanste, ootmoedighste 55dienaer, 56P.C. Hóóft. 57Mê Vrouw, onze welwaarde Nichte, zal met U. Ed. Gestr. verlof, 58 hier d'ootmoedighe gebiedenissen, ende handtkussen vinden, van 59 mij ende mijn' Hujsvrouw, die maaken zal dat de booter koome, 60 zoo haest als die ontbooden wort. Immiddels verzoekt zij dienste-61lijk, dat U. Ed. Gestr. gelieve den Hoovenier van Kolven te doen 62 gedenken aen 't overzenden van 't melikottonsboomken, (waarafGa naar eind62 63 zij hem gesprooken heeft) wanneer het tijdt zal zijn. 64Van den Hujze te Mujde, 6524 Sep. 1641. | |
[pagina 388]
| |
Over de opstand in Andaluzië en de mogelijke gevolgen daarvan. - Over de oorlogvoering in Vlaanderen en mogelijk gevaar van de Duitse kant. |
|