1064 Clarissimo Domino Gisberto Lappio a Waveren, Jcto Ultrajectensi.
2Licet studia mea in condendis hujusce urbis Annalibus, secus ac tibi 3 significatum comperior, proprié non versentur; verum in scribendis 4 universi Belgij Historijs, ab anno, super millesimum et quingen-5tesimum, quinquagesimo quinto, quo Carolus Caesar Principatum. 6 harum ditionum in Philippum filium transtulit; ita ut Commen-7taria, quorum, copiam offers, haud magno usui mihi futura 8 videantur; munere tamen istius indiculi, utpote insignis, nec 9 meritae benevolentiae ergá me tuae testimonio, atque ipsa genuinâ 10 antiquitatis imagine in illo exhibitâ, valdé me delectatum, pro certo 11 habeas velim. Plurimumque me debere tibi fateor, cui visum fuit 12 me tali honore dignari, simulque amicitiam non tantum a verbis, ut 13 plerique, sed a re atque operâ auspicari. Quo nomine gratias tibi 14 habeo maxumas: ausus interim precari, si qua alia monumenta 15 labori meo accommoda in manus tuas venerint, quâ de re vix 16 dubitaverim, ea impertiri ad tempus ne graveris homini valere et 17 salvere te aeternum jubenti, atque
18Cl. Tuae
19Obstrictissimo,
20P.C. Hóófdio.
19Amsterodami, XII Kal.
20Mar. MDCXLI.
vertaling
Doorluchte Heer,
Al is het ook, dat mijn studiën, anders dan u, gelijk ik bevind, te verstaan is gegeven, in eigenlijken zin niet draaien om het opstellen van de Annalen van deze stad, maar om het schrijven van de Historiën van de Nederlanden in hun geheel, van het jaar 1555 af, waarin Keizer Karel het oppergezag over deze gebieden aan zijn zoon Philips heeft overgedragen, zodat de Mémoires, waarover ge mij de beschikking aanbiedt, mij niet van groot nut dunken te zullen zijn, wilde ik toch graag, dat gij u overtuigd houdt, dat ik over het schenken van dat lijstje, immers een getuigenis van een opmerkelijke en onverdiende welwillendheid jegens mij van u, en over het levensechte beeld alleen al van ouder tijden daarin aan het licht gebracht, mij zeer heb verblijd. En zeer veel erken ik u verschuldigd te zijn, waar ge het goedvondt,