1065 Aen den Ridder Hujghens, Heer van Zujlichem.
1Mijn' Heere,
2Ik dank u. Ed. gestr. hooghlijk, voor 't lof van 't stichtelijk Orghel-Ga naar eind23spel, en voor den dank, dien ik, van den Heere Mostart, en d'andre, 4 tot leverloon ontfangen heb: desgelijx, voor 't gehoor der geestigheGa naar eind4 5 quikken, gezonden van U. Ed. gestr. aen den Heere Barlaeus.Ga naar eind5 6 Uwer Ed. Gestr. gedenkt misschien der vejrsen, [van zijn' E.]Ga naar eind6 7 gedicht van zijn' E. over een' wijle, op den metaelen Dujm desGa naar eind7 8 Hartoghen van Alva; welk overschot, als een steen ujt 's LandsGa naar eind8 9 lenden geloost, bij mij bewaert wort; ende [.]at zij U. Ed. gestr.Ga naar eind9 10 ooren niet ten volle gevielen. Mij nu, pejnzende aen Cleopatra,Ga naar eind10 11 ende hoe zij, ervaeren in veelerlej taelen, zich met elke beholp, naer 12 dat zij elken haeren zin, daerin, aerdighst zagh ujt te drukken; isGa naar eind12 13 een' lust aengekoomen, om te proeven, oft men ook eenighe wijzeGa naar eind13 14 van praet der onze, op 't speelen met dezen vinger, konde passen,Ga naar eind15 15 die ons, eertijds, zoo veel quaedt spels gemaekt heeft. Oft dit kindt 16 dat ik U. Ed. Gestr. in deze luijeren t'hujs breng, opwieghens oftGa naar eind16 17 weghwerpens waerdigh zij, bid ik U. Ed. Gestr. te oordeelen; endeGa naar eind17 18 altijds het beste, van d'onderdaenighejt, haer toegewijdt,
19Mijn' Heere, van
20UEd. gestr.
21Verplichten, ootmoedighsten
22dienaer,
23P.C. Hóóft.
22T'Amsterdam, den 12en
23in Lentemaent, des jaers 1641.
|
-
-
[tekstkritische noot]Minuut. UBA II C 11.951. - Afschrift KA CLXXIab 135.
Hs. enkel vel, fo 2r van een ontvangen brief, afgesneden.
T. in r. 6 is het eerste ‘van zijn E.’ in een lange doorhaling blijven staan; in r. 9 heeft het afschrift (van 1671) ‘dat’ maar er staat in deze minuut ‘hoe’ doorheen.
Dat. De opmerking van Worp (Br. III, 160 n. 2) dat deze brief vragenderwijs op 22 maart gedateerd moet worden, omdat Hooft's versje op de duim van Alva van 2 maart is, en Huygens' Latijnse versje van 16 maart, zou juist zijn, als uit de inhoud van deze brief bleek, dat Huygens' vers al geschreven was. Maar tot de genoemde ‘geestighe quikken’ behoort het niet. In de tweede zin begint Hooft over Barlaeus' verzen op die duim, en komt op zijn eigen vers, dat hij insluit.
-
eind2
-
't lof...Orghelspel: de lof voor het tot stichting dienende orgelspel (= Huygens' verhandeling, gedrukt 1641 te Leiden bij Elzevier, door deze aan hem toegezonden).
-
eind4
-
tot leverloon: als loon voor het leveren (Huygens zond hun door bemiddeling van Hooft een exemplaar).
't gehoor: het horen (Van Baerle had ze hem vermoedelijk voorgelezen).
-
eind5
-
quikken: epigrammen, sneldichten (WNT kwik (II) 802). (Dit zijn de korte gedichtjes over huisraad, onder de serietitel Varia supellex (W. III, 143-155), die Huygens sedert januari 1641 gemaakt had en die hij aan Van Baerle had gezonden. Zie Van Baerle's brief van 26 februari (Br. III, nr. 2657), waarin deze bedankt voor de versjes over het huisraad. Op 28 maart nodigt Huygens hem uit eerlijk te zeggen, welke van zijn puntdichten hij goed vindt, welke slecht (Br. III, nr. 2671).)
-
eind6
-
Uwer...veirsen: U herinnert zich misschien de verzen (onpersoonl. constr. zonder onderwerp).
-
eind7
-
over...wijle: een tijd geleden (Van Baerle bijt dus de spits af, zijn gedicht is het eerste).
-
eind8
-
welk overschot: welke rest (van zijn standbeeld nl.; Hooft was in het bezit gekomen van de duim van het metalen standbeeld dat Alva voor zich had doen oprichten in 1571 in het kasteel van Antwerpen. Het beeld werd door Requesens in 1574 verwijderd en in hetzelfde jaar bij de sloping van het kasteel van Antwerpen verbrijzeld. Zie Hoofts gedichtje L.St. I, 320). Vgl. Gekast naar de konst blz. 150.
als...geloost: vergelijking met een niersteen die het land is kwijtgeraakt; zo bewaarde men ook wel echte nierstenen.
-
eind9
-
dat...gevielen: De verzen van Barlaeus bevielen Huygens dus niet zo. Vermoedelijk had Hooft dit in een gesprek met Huygens vernomen. Ze zijn niet opgenomen in Barlaeus' Poemata4 (1645-1646).
-
eind10
-
Mij...drukken: Ik nu, denkend aan Cleopatra en hoe zij, kundig in velerlei talen, zich van elke taal bediende al naar zij kans zag elke bedoeling van haar daarin (in de gekozen taal) het treffendst uit te drukken.
-
eind12
-
is...aengekoomen: kreeg (opeens) lust (WNT aankomen 202: overkomen, overvallen, aangrijpen).
-
eind13
-
proeven: proberen, beproeven.
oft...passen: of men ook een of andere manier van uitdrukken (zeggen) van de onze (onze taal) op het spelen met deze vinger zou kunnen toepassen (op de juiste wijze aanwenden voor enz.) (vgl. passen in 1094). Hooft speelt inderdaad in zijn gedichtje (L.St. I, 320) met ‘duim’: de gevreesde duim van Alva is nu nog slechts een duim (metalen pin) die de matroos, die zijn handen voor iets anders nodig heeft, soms in de mond steekt of die hij gebruikt als dol.
-
eind15
-
zoo...spels heeft: zoveel kwaad spel (woordspel) (= ellende, narigheid) bezorgd heeft.
-
eind16
-
in...breng: (= met deze brief toe doen komen) (dit kindt is zijn gedicht op Alva's duim).
opwieghens: grootbrengen, opvoeden (WNT opwiegen 1382, 1383).
-
eind17
-
waerdigh: waard.
ende...Hóóft: en ik bid u altijd het beste te oordelen (denken) van de onderdanigheid, aan U gewijd, door uw...Hooft.
|