De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3

Derde deel

Regelnummers proza verbergen

[p. 312]

1049 Aen den Heere George Doublet, Raedsheere in den Hooghen Raede, en Rentmeester van de Espargne der Graeflijkhejt van Hollandt, in den Haeghe.

1Mijn' Heere,

2Met den opgank van U. Ed. tot Medelidt van den Hooghen Raedt,² 3 heb ik mij ten hooghste verheught, in de waerdighejt, waermede 4 het Ampt U. Ed. ende zij hetzelve versiert: en teffens in 't oordeel,⁴ 5 zoo der Ed. Grootmo; HHeeren Staeten, als zijner Hooghejt; 't⁵ 6 welk, houdende dien voet van keure, geschaepen schijnt, de⁶ 7 beklaghlijke verdorvenhejt dezer eeuwe grootlijx in haere loop te⁷ 8 schorsen. Al het geluk, dat U. Ed. zich zelve met deze eere 9 wenschen kon, heb ik haer, van eerst af, toegewenscht, met heelen, 10 heeten harte. Maer de pen heeft deze plichtpleeghing, tot noch toe,¹⁰ 11 op den mondt laeten staen, mits ik, van tijdt tot tijdt, verwachtte,¹¹ 12 dat de noodt mij zouw derwaerts daeghen, om U. Ed. en andre¹² 13 Heeren, haere Metgenooten, tot afvejrdighing van zekre mijne¹³ 14 daer hangende zaeken, te versmeeken. Dan, dewijl de geleghen-¹⁴15heden te Hove niet eeven vlijtelijk rijpen, als het ooft, en op haeren 16 herfst passen; ende die van mijne dingen uitstel genoomen heeft¹⁶ 17 tot in den winter, zoo komt dit blad, der tonge dat aengenaem¹⁷ 18 werk afneemen, en U. Ed. begroeten, met vujrigh gebedt, dat de¹⁸ 19 Godlijke goedertierenhejt deze verheffing van UEd. t'zijner 20 gloorije en t'haerder meeste vernoeghing gedijen doe. In 't²⁰ 21 verwachten van welke hemelsche gunste, zich op 't nedrighste 22 aen de haere beveelt, en t'haerwaerts nijght,

23Mijn' Heere,

23U. Ed^e

24Onderdaenste, ootmoedighste

25dienaer,

26P.C. Hóóft.

24Ujt Amsterdam, den 22^en

25van Wijnmaent, des jaers

261640.

2 opgank: promotie.

4 ende zij hetzelve: en u het ambt.

5 zoo (...) als: zowel (...) als: de Staten-Generaal en de Prins hadden blijkbaar in de praktijk allebei zeggenschap over vacatures in de H. Raad.

6 houdende...keure: als zij op deze wijze blijven kiezen.

7 beklaghlijke: tot klagen nopende.

10 heeft op den mondt laeten staen: heeft aan de mond overgelaten.

11 van tijdt tot tijdt: aldoor.

12 dat...daeghen: dat de noodzaak mij naar Den Haag zou dagen, dagvaarden.

13 Metgenooten: collega's.
afvejrdiging: afdoening.

14 dewijl...passen: omdat (echter) de zaken ten Hove (evenals de Rekenkamer, wordt de H. Raad soms het Hof genoemd) niet even hard opschieten als het fruit, en er (niet) op letten dat het herfst is.

16 die: de geleghenhejt, de zaak.

17 der tonge (dat.), vgl. de mondt, r. 11.

18 afneemen: overnemen van.

20 gedijen: strekken tot, uitlopen op, dienen tot.

[p. 313]

Hooft wenst Doublet geluk met zijn benoeming tot raadsheer in de Hoge Raad. - Wenk om de afdoening van Hooft's processen te helpen bevorderen.

Minuut. UBA II C 11.471. - Afschr. KA CLXXIa^b 134.