De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 115]
| |
948 A Messire, Messire Joachim de Wicquefort, Chevalier de l'ordre St Michel, a Paris.1Monsr mon Cousin,
2Si, en me trouvant court a pouvoir reconnojstre par des effects les 3 effects de vostre bienveujllance envers moij, je suis poussé a vous 4 en rendre graces par des simples parolles; je vous supplie 5 treshumblement, que vostre modestie ne s' en veuille offencer, 6 comme il semble, par la lettre du 19e dernier, dont il vous á pleu 7 m'honnorer. Elle me renvoije a faire reflexion a des obligations 8 que me dictes avoir; dont je ne connois aulcune trace. Puis que 9 Monsejgneur le Surintendant vous á faict tenir par provision ma 10 patente de Noblesse, en termes tant favorables comme m' apprend 11 la minute; ne doubte point, que, nonobstant le scrupule ij mis, par 12 Mr de Ville aux Clairs, il ne me face, par l' entremise de Monsejg-13neur le Cardinal Duc, jouir de cest honneur. Quant aux frais, je 14 vous aij dict par ma derniere, ce que j'en sens. Les hauts faicts 15 exploitez par Monseigneur le Duc de Wejmar, Virtute Duce, 16 comite fortunâ, ont tresbien sonné par deçá. Oultre ce que me tou-17che de la resjouissance publique, je prends bonne part au contente-18ment que vous doibvent causer ces prosperitez; dont je gouste 19 d'aultant plus, que j' aij esté porté naturellement a affectionner 20 ceste branche de Saxe, des longtemps, et apres avoir veu, dans les 21 Histoires, la singuliere pieté, conjoincte avec une magnanimite 22 incomparable des aijeulx de S.A. Certes devant que je la connusse 23 onques de nom, j' aij eu quelquefojs l' esprit agité d'admiration, de 24 compassion, et de despit toutensemble, quant il me soubvenojt de ces 25 grands Ducs, Jean et Jean Fredericq, dont le premier, estant appelléGa naar eind25 26 a l'Empire, le refusá d'une genereusité tresrare, pour le donner par 27 sa voix a Charles d'Austriche; et l'autre, pour tout loijer de la 28 munificence de son pere, eut la degradation de l' Electorat. Laquelle 29 disgrace, toutesfois, il supportá d'un courage invincible, et tel, 30 que ses pertes luij tournerent a plus grand' gloire, que ne fejrent 31 a l'Empereur ses victoires. Plaise ores a la Justice divine benir de plus 32 en plus les armes de S.A. en maniere qu'a la parfin elle pusse avoir 33 sa raison de l' iniquité et ingratitude, dont on a usé envers ses 34 ancestres. Je desirerois avoir du moijen pour vous regaler d'un 35 pareil entretien, mais vous scauvez quelle en est nostre disette, au 36 prix de l' abondance qu'en fournit cette cour. De la desfaicte de | |
[pagina 116]
| |
37 ceux de Duinquerque vous aurez desjá sceu les particularitez. 38 Nostre Ammiral á pris deux de leurs vaisseaux, et euxmesmes[mes] 39 mis le feu dans un troisieme. Les lettres d'Anvers portent, qu' ils 40 trouvent a dire 1500 hommes, ij compris des prisonniers et blessez. 41 Et croijons ici qu' ils en sont fort incommodez et nullement en estat 42 de poursuivre leur voijage pour l' Espagne. Le vostre de retour 43 reuscirá mieux et en moins de temps, si les voeux de Madame 44 vostre chere moitié, et les miens, avec ceux de vos aultres serviteurs 45 ij peuvent contribuer quelque chose: bien que j' apprehende ceste 46 accrochement, dont vous á pleu faire quelque mention. L'opinion 47 qu'en á Mr de Vosberghen me sert, comme j' escrivis dernierement, 48 de consolation; et encores d'avantage vostre industrie et bonne 49 main qu'avez a desmesler des grandes affaires, je la baise treshum-50blement, avec auguration qu'elle vous en ferá sortir a vostre 51 honneur; et en me recommendant, ensemble ma femme et enfans, 52 a voz bonnes graces, vous fais offre d'un subject já acquis et propre 53 a vous. C'est, 54Monsr mon Cousin, 55Vostre plushumble et tresobligé 56serviteur 57P.C. Hóóft. 57D'Amstredam, ce dernier 58de Fevrier 1639.
vertaling
Heer en Neef,
Als ik, daar ik niet in staat ben, door daden mijn dankbaarheid te tonen voor hetgeen uw welwillendheid jegens mij tot stand heeft gebracht, gedwongen ben daarvoor slechts met woorden te bedanken, verzoek ik u nederig, daaraan niet uit bescheidenheid aanstoot te nemen, zoals de brief van de 19de jl. die u mij heeft willen vereren schijnt te verraden. Zij draagt mij op, te denken aan verplichtingen die u aan mij zegt te hebben, maar daarvan weet ik volstrekt niets. Aangezien Mgr. de Surintendant u mijn adelsbrief voorlopig ter hand gesteld heeft, in zeer begunstigende termen zoals ik uit de minuut opmaak, twijfel ik er niet aan of Mijnheer de Ville aux Clairs zal mij, ondanks de bedenkingen die hij heeft opgeworpen, door de tussenkomst van de Kardinaal-hertog deze eer doen genieten. Wat de kosten betreft heb ik u in mijn laatste gezegd wat mijn standpunt is. De hoge daden, verricht door mgr. de hertog van Weimar, virtute Duce, comite fortunâ, hebben hier een gretig oor gevonden. Behalve dat ik deel in de algemene vreugde, leef ik mede met de blijdschap die deze voorspoed u moet verschaffen; ik geniet er nog te meer van, doordat ik sedert lang vanzelf deze tak van het huis | |
[pagina 117]
| |
Saksen heb gewaardeerd en nadat ik in de geschiedboeken de uitzonderlijke godsvrucht, verbonden met onvergelijkelijke grootmoedigheid, van de voorouders van Zijne Hoogheid gezien heb. Ja, voordat ik hem nog maar van naam kende, is mijn geest soms bewogen geweest door bewondering, medeleven en wrevel tegelijk als ik aan die grote hertogen, Jan en Jan Frederik, dacht, van wie de eerste, toen hij tot het keizerschap geroepen werd, dit met zeldzame edelmoedigheid afsloeg en het door zijn stem aan Karel van Habsburg gaf, en van wie de ander als enige beloning voor de vrijgevigheid van zijn vader, het verlies van de keur kreeg. Deze tegenspoed verdroeg hij evenwel met een onoverwinbare moed, zodanig, dat zijn verliezen hem tot grotere roem strekten dan de keizer zijn overwinningen. Moge het de goddelijke gerechtigheid nu behagen de wapenen van Z.H. meer en meer te zegenen, zodat hij tenslotte de vergoeding moge krijgen die hem toekomt voor de onbillijkheid en de ondankbaarheid waarmee men zijn voorouders bejegend heeft. Ik zou graag in staat zijn, u op een even onderhoudende berichtgeving te onthalen, maar u weet hoe schaars wij ermee bedeeld zijn, in vergelijking met de overvloed die het gindse hof ervan verschaft. Van de nederlaag van de Duinkerkers zult u de bijzonderheden al lang kennen. Onze admiraal heeft twee van hun oorlogsschepen genomen en een derde hebben zij zelf in brand gestoken. De brieven uit Antwerpen zeggen, dat hun verliezen 1500 bedragen, de gevangenen en gewonden inbegrepen. En wij geloven hier dat zij er veel schade van hebben en niet in staat zijn, hun tocht naar Spanje voort te zetten. Uw terugreis zal vlotter en sneller verlopen, als de wensen van Mevrouw uw waarde wederhelft en de mijne, met die van uw overige dienaren, er iets toe kunnen bijdragen, al vrees ik voor die tegenslag waarvan u zo goed was enige melding te maken. Het oordeel van Mijnh. van Vosberghen erover strekt mij, zoals ik u laatst schreef, tot troost en meer nog uw activiteit en de gelukkige hand die u hebt bij het oplossen van grote zaken. Ik kus die hand onderdanig, in de vaste verwachting dat zij UEr met ere uit zal redden en mij, samen met mijn vrouw en kinderen in uw goede gunst bevelend, bied ik u iemand aan die ge reeds verworven en tot uw eigendom gemaakt heb, namelijk, Heer en Neef,
Uw nederigste en zeer verplichte dienaar P.C. Hóóft. Uit Amsterdam, de laatste februari 1639. |
|