35Ve plus humble et tresobligé
36serviteur,
38P.C. Hóóft.
37D'Amstredam, ce
3821e Fevrier, 1639.
vertaling
Heer en Neef,
Mijn pen aarzelt enigszins, zich in het Nederlands te uiten, en bevindt dat zij tekortschiet voor het Frans. Evenwel, nu het u behaagd heeft deze weg te kiezen, voel ik mij gedrongen u te volgen, zoals ik in staat zou willen zijn, uw deugden en andere voortreffelijke gaven na te volgen, teneinde de gunst waard te zijn van een Ridder, wiens hoffelijkheid en edelmoedigheid niet slechts personen individueel verplichten, maar ineens hele families en geslachten, zoals ge mij, mijn familie en mijn nageslacht verplicht hebt. Wat het wapen en zegel betreft, als ze daarginds op de brieven gedrukt zullen moeten worden, en gecomponeerd en bijgewerkt volgens het oordeel van een wapenheraut, dan zal ik ze sturen: als het geheel aan mijn keus en fantasie overgelaten wordt, zou ik erover van gedachten willen wisselen met u bij uw terugkeer, en het lijkt mij gepast dat deze vrijgevigheid van Mijnh. de Surintendant der Financiën mijnerzijds onbekrompen erkend wordt, en wat UEr uwerzijds toe zult hebben bijgedragen, zal ik mijn plicht achten, terug te betalen, omdat alles om mijnentwil gebeurt. De boeken die gebonden worden, waarvan ik aan mijnh. uw broer drie ex. van de eerste druk zal sturen en drie van de laatste (want de tweede is het niet waard) laten nog wat op zich wachten, doordat ik er de lofdichten van de Hr van Zuilichem en de Hr Barlaeus aan laat toevoegen. Ik dank u tenzeerste voor het zo goede en zo uitzonderlijke nieuws, aangaande de vorderingen die de zegevierende wapenen van de Hertog van Saksen-Weimar maken. Z.H. is op 't ogenblik het meest geziene personage op het wereldtoneel, en het middelpunt van al het diplomatieke spel in Europa. Men heeft hier nog een vleugje opgevangen van een misverstand dat er zou zijn tussen hem en die Heren, maar tot mijn uitzonderlijke geruststelling heb ik van Mijnheer van Vosberghen vernomen, dat hij er gerust op was dat die wolken zich zouden verspreiden voordat er een storm losbrak. Met die hoop bid ik u, met mijn vrouw en kinderen, ons te bewaren in uw goede gunst, hetgeen de schitterendste roem zal zijn
Mijnheer mijn Neef, van
Uw nederigste en zeer
verplichte dienaar
P.C. Hóóft.
Uit Amsterdam, 21 februari 1639.