De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 3
(1979)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdDerde deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 107]
| |
943 (C. Huygens aan P.C. Hooft.)1Mijn Heere;
2Nu volght de donder-slagh daervan ick U.E. onlangs BlixemsGa naar eind2 3 gewijse gewaerschouwt hebbe. U.E. en houde sich evenwel aenGa naar eind3 4 geene beloften verbonden, als oft hij niet ontgaen en mochte dusGa naar eind4 5 veel vuijl papiers te doorlesen. Het gelooven alleen van andere datGa naar eind5 6 U.E. een ure daaraen te kost geleght hebbe, sal mij te stade komen,Ga naar eind6 7 om het elders niet te sien verwerpen. met sulcken aensien versoeckGa naar eind7 8 ick dat het in handen vanden He Barlaeus moghe komen. Vossius isGa naar eind8 9't niet te verghen soo verr om te sien naer 't poppe-goed. De HenGa naar eind9 10 Mostart, Baeck ende Vondelen sullender mogelick toe te bepratenGa naar eind10 11 zijn. U.E. wijze toeversicht bevele ick het mis-vall. dese is de allerGa naar eind11 12 eerste reise dat het onder vreemde ooghen komt. mij sal vriend-Ga naar eind1213 schapp geschieden soo het ten spoedigsten te rugge geschikt werde,Ga naar eind13 14'tzij om te smooren, oft wijder inde Wereld te jagen, naer 't U.E.Ga naar eind14 15 sal bevelen. Tot dit laeste soude mij seer doen verstaen de vreese vanGa naar eind15 16 stuckelighe afschriften die ick sommighe t'haren nadeele hebbe sien 17 overkomen. U.E. gelieve de voorn mijne weinighe lezers te meer teGa naar eind17 18 perssen, op dat ick ten minsten voor dit mael buijten die bekomme-Ga naar eind18 19 ringhe moghe zijn. Willen sij ijeder verstaen om ijets in dicht vanGa naar eind19 20 haer gevoelen daerbij te stellen, wij sullen te vaster gissen waerGa naar eind20 21 haren tijd gegaen is. Mijn liefste keur waere, dat dese korte RollGa naar eind21 22 ten huijse van U.E. bij eenighe gesamentlick mochte afgelesen 23 werden. U.E. vergeve mijne onbeschaemtheid, en volghe nietGa naar eind23 24 temin sijn welgevallen, daer naer sich altoos richten sal 25Mijn Heere, 26U.E. ootmoede dienr 27C Huijgens.
28Mijn Titel spreeckt van YET MEER. erunt illi luctus mei επιμικτοι,Ga naar eind28 29 die ick daertoe bijden anderen sal rapen, ende, soo mij dunckt, nietGa naar eind29 30 ongevoeghelick doen volgens ad calcem operis singultUEt lamentisGa naar eind30 31 abrupti. 32's Gravenhage. den 7n Febr. 1639. | |
[pagina 108]
| |
Huygens stuurt zijn Dagh-werk en vraagt Hooft, het door te geven aan de vrienden en om hun kritiek te vragen, liefst na gezamenlijke lectuur. |
|