De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 713]
| |
739 Aen mijn Heer mijn Heere P.C. Hooft Drost tot Muijden, Muijden1 Mijn Heere,
2 ick ben beschroomt aen u Ed: int Nederduijtsch te schrijven, 3 vreesende met de swarte kool een streeck te krijghen, ende door deGa naar eind3 4 spiessen van u geswint ende gescherpt oordeel te moeten danssen.Ga naar eind4 5 Doch als ick bij mij overdencke, dat u Ed: geen gestrengen 6 Aeropagijt, geen Romeijnschen keurmeester, off Gardiaen zijt overGa naar eind6 7 de woorden uwer vrienden; soo neeme ick de vrijmoedicheydt, om 8 op uwen welsprekenden ende sin-rijcken brieff wat te stamelen, 9 ende dat in die tale, die onse ongeboren ouders spraken, naer hetGa naar eind9 10 geestighe waengevoelen van Goropius Becanus. Ick sal noch vanGa naar eind10 11 patrijsen, noch van hasen, noch van swaenen schrijven, om niet te 12 schijnen de saghe te trecken door de selve kerff, ofte op een snaertjeGa naar eind12 13 altijt te speelen. Ick sal daer een spelleken bij steecken, ende metGa naar eind13 14 u Ed: redencavelen door Vraghen, op welcke maniere pleeghen teGa naar eind14 15 philosopheeren die twee groote ende vermaerde VoorlesersGa naar eind15 16 Socrates ende Plato. U.Ed: brieff maeckt verhael van drij grooteGa naar eind16 17 personagien, namentlijck van Plato, van Pijthagoras, van Diome- 18 des. Plato heeft de voortocht: Pythagoras comt int midden: Dio-Ga naar eind18 19 medes leijt den hindertocht. Ick sal u ordre volgen, alhoewel naer de 20 eeuwen te rekenen, Diomedes de oudste is geweest, daer naer 21 Pijthagoras, daer naer Plato. 22 U Ed: seght van Plato, dat hij drijderleij bewegenissen stelt, waer 23 door het vernuft wort ontkniert ende uijt sijn hengsels geheven,Ga naar eind23 24 ende t'compas van de pen raeckt. Waer op ick Vraghe: WaeromGa naar eind24 25 dat u Ed: geen vermaen en maeckt van de vierde beweginghe? 26 daer nochtans Plato die seght te sijn de Liefde oft minnetocht. OffGa naar eind26 27 meijnt u Ed: dat door dese vierde rasernie, het Compas niet van de 28 pen raeckt maer het tegendeel veel eer geschiet? Ick derve hetGa naar eind28 29 tegendeel niet rondt uijt schrijven, want het heeft een verhoolen 30 sin, teijckent de kaets.Ga naar eind30 31 Wat Pytthagoras aengaet, u Ed: verhaelt van hem geseght te zijn:Ga naar eind31 32 Onthout off wacht u van visschen. De vraghe is, 33 off sulcs van hem is geseght, om dat de visschen wintvallicheijt 34 veroorsaken, welcke een vijandin van de kuijsheijdt sij. dwelck 35 u Ed: oordeelt den rechten sin te sijn: | |
[pagina 714]
| |
36 Off is het, om dat de Visschen stom zijn, ende nijet en spreecken, 37 gelijck de leer-jongers van Pythagoras het spreecken oock werde 38 verboden, sijnde alsoo de Visschen van sijne secte off gevolgh, die 39 hij derhalven zucht heeft toegedraghen? 40 Off is het, om dat wij ons souden wachten van de wreede ende 41 onstuijmighe zee, die voor de visschen is geschapen, ende niet voor 42 de menschen? 43 Off sou dit de reden wel sijn: om dat de visschen de menschen opGa naar eind43 44 het landt woonende noijt hinder off schade doen, ende daerom 45 onnosel sijnde niet en behoorden van de menschen, gesoden, ge-Ga naar eind45 46 braden, gevilt ende gekerft te worden. Daer de landtbeesten deGa naar eind46 47 menschen hinderen, de conijnen het koren, ende gras afeeten, de 48 ossen met haer hoornen stooten, de vogelen t'zaet van den velde 49 eeten, de hoenderen den thuijn ende t'gesayde vruchteloos mae- 50 cken, ende des-weghen meer de doot verdienen, als de visschen? 51 Off is het, om dat Hesiodus ende Thales sterck beweerden, dat wijGa naar eind51 52 uijt de zee ende het water geboren ende herkoomen waren, ende 53 derhalven niet moesten onse bloetverwanten mishandelen? 54 Van Diomedes een Griecks helt seght u Ed: dat hij de godinne 55 Venus heeft gequetst. Nu vraghe ick: Waer hij Venus heeft ge-Ga naar eind55 56 quetst, aen haer hooft, off aen haer elleboogh? Homerus die daer 57 wat meer bescheijts van schijnt gehadt te hebben, seght duijdelijck, 58 dat hij haer handt gequetst heeft. Nu vraghe ick u Ed: Eerst, waer- 59 om dat Diomedes haer handt gequetst heeft? Ten tweeden, wat 60 handt dat hij gequetst heeft? Soude de reden van het eerste niet wel 61 wesen, om dat de handt in de oncuijsche minne dickmaels sondicht? 62 ende grijpt, daer sij niet te doen en heeft? Soude de antwoort op deGa naar eind62 63 tweede vraghe niet wel wesen, dat Diomedes de rechterhandt van 64 Venus heeft gequetst? Want Homerus seght transiliens vulnusGa naar eind64 65 inflixit, dat is overspringende heeft hij haer handt gequetst. Om de 66 slincker handt te quetsen, hoefden Diomedes niet over te springhen, 67 maer recht uijt te steecken. gemerckt Venus voor hem stont, soo 68 dat sijn rechterhandt stont recht tegens over Venus slinckerhandt. 69 Wat dunckt u Achtbare Heere, sal het Bestant met den ConinckGa naar eind69 70 van Spaengien wel getroffen konnen worden, eer wij eensinnich 71 ende eenstemmich sijn over deze gewichtighe vraghen? 72 Ick heb wat moeten schrijven, om mijn Heer Schuijl eenichsins te 73 believen. U Ed: konde geen bequamer aenstoocker aentreffen, om 74 ons aen malcanderen te hitsen. Huic mandes etc. OndertusschenGa naar eind74 75 maeckt zijne Ed: pijpjens int rjet, ende koppelt ons aen een, danGa naar eind75 76 met patrijsen, dan met hasen, dan met brieven, In welcke materie 77 ick arme Vent-Jagher geern de vlagghe strijcke voor den AdmiraelGa naar eind77 | |
[pagina 715]
| |
78 van Muijden, hooft-schrijver, ende hooft-pöeet onser eeuwe. 79 Wiens trouwe van het Vaderlandt, Liefde van Me-vrou Hooft,Ga naar eind79 80 geleertheijt, vromicheijdt ende lieftalicheijdt erkent wort van dieGa naar eind80 81 geene, die niet sal laten te blijven, t'geen bij tegenwoordich is, 82 U Ed: 83 ootmoedighe Dienaer 84 C. Barlaeus 85 In Amsterdam desen 27 Decemb. 1635.
Schertsend wijsgerige beschouwingen over Plato, Pythagoras en Diomedes. |
|