De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 399]
| |
565 (C. Huygens aan P.C. Hooft.)1 Mijn Heer;
2 U.E. waeght te veel kostelickheits, voor de hope van soo kleinen,Ga naar eind2 3 winst. Het pack is rampeloos overgekomen: maer wie sald'er deGa naar eind3 4 hand aen steken? en, van died'er sich aen vergrijpen sullen, wieGa naar eind4 5 sald'er niet meer uijt, als in gebracht hebben? Sulcke gissinghGa naar eind5 6 maeck ick wel uijt mijn' eighen macht; maer derve voorseggen,Ga naar eind6 7 dat de meeste wereld op mijne leest sal schoeijen. De Heer Wijts salGa naar eind7 8 voorgaen. na mij, verstae ick; die dit voorgerecht nider haest, enGa naar eind8 9 bijsonder will opslocken, gelijckmen de oesters in Engeland doet, 10 voor een' groote maeltijd. Maer hoe ontijdigh komt mij sulckenGa naar eind10 11 Duijtsch, dien Fransch geverght werdt! Wat sal mij naer Vranck-Ga naar eind11 12 rijck voeren, om met dat lichte volck te snappen, dewijlmen't indenGa naar eind12 13 Haghe soo hoort donderen? Nochtans maeck ick staet te gehoor-Ga naar eind13 14 samen, soo 't schieten will; 'twelck t'mijnent over ongewisse schijvenGa naar eind14 15 gaet; behalven de besigheit, die U.E. te rechte mijn' onbetaeldeGa naar eind15 16 schuld te last leght. Ende, ten schoonsten, Mijn Heer, wat spel isserGa naar eind16 17 te wachten uijt soo veel geruchts, daeronder ick mijn selven schaers 18 hoore? Aen M. Brosterhuijsen bidd ick U.E. alleen t'sijner tijd teGa naar eind18 19 gedencken, aen mij altoos, als,Ga naar eind19 20 Mijn Heer, aen 21 U.E. 22 ootmoedighe dienr 23 C Huijgens. 22 Inden Hage, 14. 23 Mart. 1633.
Antwoord op 564. |
|