De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 270]
| |
500 Aenden Heere Jan Carel de Cordes op zijn Casteel van Wichelen.1 Mijn Heere ende gunstighe Neeve,
2 Dat UEd. zich onze bede korts nae 't overlijden mijner schoon-Ga naar eind2 3 moeder Hellemans z.g. door Sr Bolgaro gedaen, gunstelijk heeft 4 laeten gevallen, is ons te dien tijde door den zelven verstendight, 5 ende om nemmermeer in vergetelheit gestelt te worden. Wat nu 6 mijn schoonbroeder Sr Carlo gaet bestaen melt ons UEd. aenge-Ga naar eind6 7 naeme vanden 15en niet voor den 26en dezer ontfangen. Zijn handelGa naar eind7 8 bedraejt ons in veelerleij bekommering. Want voor eerst zoo is hijGa naar eind8 9 den sterfhujze een' goede som pen schuldigh, waer aen, nochte aen 10 volkomen' schifting en scheidinge wij swaerlijk zien te geraeken,Ga naar eind10 11 mits dat hij zich derwaerts vertoghen ende zijne neutralitejt totGa naar eind11 12 Zevenberghen heeft opgezeit. Indien hij nu hierenboven zich noch 13 quaeme in 't bezit der hoeve tot Contijk te stellen, dat zoude voor- 14 waer den gemeenen erfgenaemen al te zeer, ende voorneemlijk 15 smarten onze bedrukte zuster van Zurk, die bujten haer' schult bijGa naar eind15 16 nae in d'ujterste ongeleghenheit vervallen is. Ende zien wij kleeneGa naar eind16 17 weere daer tegens, 't en zij UEd. ons goedertierlijk de handt biedt, 18 't welk zonder UEd. oft ijemandt anders te verkorten in dezerGa naar eind18 19 wijze, mijns oordeels zoude konnen geschieden. Te weeten, mits 20 dat UEd. gelieve ons de voors hoeve af te koopen ende daer voor 21 te betaelen 't geene die bij onpartijdighe lujden door UEd. zelve 22 daer toe te vinden, zal worden geschat waerdigh te wezen. Jae al 23 waer het ook ijetwes onder dien prijs, zoude mij beloven de HHGa naar eind23 24 Weesmeesteren dezer stede zijnde executeurs van d'ujterste willeGa naar eind24 25 mijner voors schoonmoeder, te beweghen om in den koop te be- 26 willighen. Waerinne bij aldien wij elkanderen verstaen, zoudeGa naar eind26 27 UEd. overleveren de originele acte van transport ten behoeve vanGa naar eind27 28 UEd. ende 't renversael wederomme tot annullatie van 'tzelve endeGa naar eind28 29 verzekeringe mijner Schoonmoeder gepasseert, vande welke hier- 30 nevens copjen gaen; waermede wij niet en twijfelen oft UEd. en 31 zoude volkomelijk zijn bewaert ende in 't bezit der voors hoeve 32 gevestight. Dat mijnen Schoonbroeder voors daer aen geen ongelijkGa naar eind32 33 en zoude geschieden, zal UEd. lichtelijk bezeffen bij 't extract der 34 clause ujt den testamente mijner schoonmoeder, insgelijx hier bij 35 gevoeght. Deze clause en is niet geinsereert inde copie van moeders 36 testament aen mon frere Caerle behandight maer met voordacht 37 daer bujten gelaeten, ende hem op een papier bezonder onge-Ga naar eind37 38 authentizeert gelevert, om UEd. te hoeden voor haeperinge, endeGa naar eind38 | |
[pagina 271]
| |
39 ondank van, met leeninge zijnes naems, geholpen te hebben tot hetGa naar eind39 40 ontgaen der confiscatie. In voeghe dat hij bij de copie van 't testa-Ga naar eind40 41 ment zijner moeder niet en zal konnen bewijzen, dat het transport 42 voors anders als in goeder ernst, en zij gedaen geweest. Wel is waer 43 dat de pacht van de voors hoeve door onzen neven Tas is ontfangen,Ga naar eind43 44 ende mijner schoonmoeder, eenighe jaeren lang goedt gedaen. 45 Maer en achte niet dat dezelve zich troosten zoude des bekent te 46 staen. Ende al waer 't schoon dat mon frere voors, met de gemelde 47 clause ende 't getuighenisse van neeve Tas moght voortskomen, 48 gelijk ons verzekeren neen, zoo en zoude hij daermede tegens deGa naar eind48 49 bondigheit van een wettigh en gearraisonneert transport, in rechteGa naar eind49 50 niet opmoghen: te min dewijl de voors clause lujdt dat ma mere,Ga naar eind50 51 ujt krachte van octroij te dien einde verworven, haere leengoederen,Ga naar eind51 52 haeren gemeenen erfgenaemen even nae, ende deelbaer onder hen 53 gemaekt heeft: oft in allen gevalle dat sr Carel aen d'anderen zal 54 moeten vergoeden 't geen hij met ujtslujten der anderen zich van de 55 voors leenen zal willen toeeighenen. Is derhalven onze hoope dat 56 UEd. niet en zal vander handt wijzen zoo goedt een' geleghenheit 57 om ons altzaemen, bujten UEd. schaede, ten hooghsten te ver- 58 plichten; maer mij metten eersten verwittighen wat de voors hoeve 59 ontrent magh waerdigh zijn, ende waer voor UEd. met een woordt, 60 zoude gelieven dezelve in koope aen te neemen. Waer toe mij 61 verlaetende wil UEd. met alle die haer lief zijn in schut ende scherm 62 des almoghenden bevolen hebben, ende in haer' goede gunste, naeGa naar eind62 63 hartlijke groete ende eerbiedenis, 64 Mijn Heere, ende gunstighe Neeve, 65 UEd. 66 Verplichten dienstwen neef 67 P C Hóóft. 67 Ujt Amsterdam, 29 Dec. 1631.
Tot de nalatenschap van Susanna Hellemans-van Surck behoorde een hoeve met landerijen onder Kontich, ten zuiden van Antwerpen. Carel Hellemans, die aan de boedel een grote schuld had, maakte zich ervan meester, na zijn domicilie te Zevenbergen en daarmee zijn neutraliteit te hebben opgegeven. Om hem dit te beletten roepen de Hoofts de hulp in van hun neef Jan Carel de Cordes te Wichelen. De correspondentie (500, 503, 507, 509, 517) is niet gemakkelijk te begrijpen, doordat noch de Hoofts, noch De Cordes de situatie kenden en zij dus van onjuiste, ten dele verschillende standpunten uit redeneren. Het gevaar voor confiscatie vanwege de Spaanse koning had Susanna altijd zo voorzichtig gemaakt, dat zelfs Leonora en Lucretia niet van haar Zuidnederlandse | |
[pagina 272]
| |
belangen op de hoogte waren. De gladde Carel wist daarentegen alles precies. Zeer kort samengevat was het volgende gebeurd. Toen Arnout Hellemans en Susanna van Surck in 1589 naar Hamburg uitweken, hadden zij hun goederen in Brabant verkocht, behalve haar aandeel in de onverdeelde boedel van haar grootvader Cornelis de Renialme. Door haar vertrek werd dit aandeel confiscabel, en om zich daartegen te dekken droeg zij het over aan een medeerfgenaam, haar nog minderjarige neef Jan Carel de Renialme. Dit kind bleef in Brabant, werd later koopman te Antwerpen en woont nu op het kasteel Wichelen onder de naam de Cordes, die hij van zijn voogd en behuwdoom Arnoult de Cordes schijnt te hebben overgenomen. De verkoop van Susanna's erfdeel was een schijnverkoop geweest, getuige de contrelettre of renversaalbrief, waarin de voogd de overdracht ‘simulaet’ verklaarde te zijn geschied: zodra zij wil, d.w.z. na de oorlog, kan Susanna alles net zo terugkrijgen. In 1609, ongetwijfeld omdat het Twaalfjarig Bestand toen gesloten en het gevaar voor confiscatie voorlopig van de baan was, had de verdeling van de erfenis van Cornelis de Renialme plaats; aan Susanna viel voornamelijk ten deel een hoeve te Kontich, een Brabants leen. Van het Bestand maakte Susanna gebruik om het leen van de naam van haar grootvader op haar naam te laten overzetten (1612), en het leenhof gaf haar bovendien in 1615 een octrooi, dat haar het recht verschafte, over het leen vrijelijk te beschikken en het b.v. bij testament te verdelen. In 1621, als de hervatting van de oorlog op handen blijkt, moet zij opnieuw beveiliging zoeken en uit een Amsterdamse notariële akte blijkt, dat opnieuw een verkoop aan Jan Carel de Renialme-de Cordes wordt beoogd. Het is niet duidelijk of hiervan iets gekomen is, en of De Cordes krachtens de schijnverkoop van 1589 of krachtens een nieuwe van 1621 in de mening verkeerde, dat de hoeve op zijn naam stond. De Hoofts vonden de verkoopakte van 1589 met de renversaalbrief en wisten niets van de overschrijving van Kontich op de naam van Susanna. De pacht was haar door haar neef Tas te Antwerpen toegestuurd, wat niet alleen haar dochters, maar ook de procureur-generaal des konings niet wist. De laatste zou anders, na 1621, de hoeve hebben kunnen confiskeren, maar Susanna had gelijk toen zij erop gokte, dat het openbaar ministerie niet op de hoogte was van de handelingen van het leenhof. De ene hand van de bureaucratie zou wel niet weten wat de andere deed. 500. Hooft vraagt of De Cordes een stokje wil steken voor Carel's actie bij het leenhof te Mechelen en of hij de hoeve niet voor een matige prijs van de erven wil kopen: daarmee zou zowel de poging van Carel als een eventuele inbeslagneming door de procureur-generaal voorkomen worden. 503. De Cordes, in de mening dat hij als verheffer van het leen maar een briefje naar Mechelen hoeft te schrijven om alle gedoe van Carel te verbieden, stemt hierin toe. De koop wijst hij niet af, maar die kan alleen doorgaan als al de erven erin toestemmen, en hoe krijgt men Carel hiertoe? | |
[pagina 273]
| |
507. De Cordes heeft nog een ernstig bezwaar ontdekt: aan de door Hooft gestuurde stukken ontbreekt het octrooi van 1615, dat de beschikking over het leen verschafte. Zonder dat stuk kan men niets beginnen, dus ook Carel niet uitkopen, wat anders, gezien zijn behoefte aan contant geld, wel kans van slagen zou hebben. De duizend gulden die Hooft meer vraagt dan De Cordes in 503 geboden had, wil hij wel geven (het bod was waarschijnlijk erg laag: ƒ9000.) 509. De Hoofts zijn achter de lotgevallen van de hoeve gekomen: niet De Cordes maar Susanna had het leen op haar naam. De Cordes' ‘order’ aan het leenhof heeft dus niet het minste effect. Het enige is nu dat Carel door een onbevangen verse bemiddelaar tot rede gebracht wordt. 517. De bemiddelaar wordt Jan de Bok (vgl. 370). Hiermee eindigt de aanwezige briefwisseling met J.C. de Cordes en vermoedelijk zijn bemoeiïngen met de hoeve te Kontich. Drie maanden later brengt zijn zoon een aangenaam bezoek te Muiden, maar Hooft's verslag daarvan aan Baek (525) vermeldt niets over dit onderwerp. De U.B. te Amsterdam bezit, als bijlage bij 507 (31 A e) de oorspronkelijke renversaalbrief van 1589. Leendertz heeft een studie nagelaten Hooft en de hoeve te Contich (UBA hs. Leendertz 52). Doordat L. op elk detail ingaat, is de studie onoverzichtelijk. Er zijn hier een aantal feiten aan ontleend. |
|