De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 113]
| |
408 Mijn Heere Mijn Heere P.C. Hooft, Baillieu over Goijland, ende drost te Muijden.1 Mijn Heer;
2 Behalven dat omnibus hoc vitium est, et injussi nunquamGa naar eind2 3 desistimus, soo moetense weten datt'er geen jocken mede en is, dieGa naar eind3 4 mij opden holl helpen. Den He vander Mijle, stoker van dit vijer,Ga naar eind4 5 hebb ick gewaerschouwt, soo hij den Monick en mij niet enGa naar eind5 6 scheijdde, dat het Kattenspel werden mochte. Hij daerentegenGa naar eind6 7 neemt genucht inde farce, daer U.E. de Tragedie af gesien heeft.Ga naar eind7 8 Soo blijv ick vast aen 't malen, en breke soo veel winds, datmen 'tGa naar eind8 9 in Italien gewaer werdt. Want soo verr gaet dese valsche Munt opGa naar eind9 10 wissel, door handen van gemelten Heere. Het ware wonder, in sooGa naar eind10 11 grooten overgang, dat Muijden vrij bleve. U.E. trooste sich indeGa naar eind11 12 gemeene plaeghe, ende geloove mij oprechtelGa naar eind12 13 Mijn Heer; 14 U.E. dienstwillichste 15 vrund ende dienaer 16 CHuygens. 16 's Gravenhage, den 17 12en 8b. 1630.
Terwijl Huygens toch al moeilijk kan ophouden, zet de heer Van der Myle hem tot verdere aanvallen op de schender van Petrarca's graf aan. Hij dicht nu in het Italiaans (‘Vidde Laura il furfante,’ van 8 oct., ‘Pianse il braccio,’ van 9 oct. en Petrarca latroni, van 12 oct. W. II, 221 en 222) en Van der Mijle zendt de verzen naar Italië. Blijkens 398 sluit Huygens er afschriften van in; Hooft moge zich bij het ontvangen troosten met de gedachte dat zovelen zijn lot delen, ze te moeten lezen. N.B. Deze brief kruist 412. |
|