405 (C. Huygens aan P.C.Hooft)
1 Mijn Heer:
2 Ten aenvangh van onse reise hadd ick gewenscht soo veelGa naar eind2 3 onderrichts van U.E. cierlick voornemen gehadt te hebben, nietGa naar eind3 4 twijffelende oft S. Exe soud' er ten minsten sijnen wegh soo naerGa naar eind4 5 geboghen hebben, dat Wesip de naernoenswandeling, Muijden hetGa naar eind5 6 vernacht gewerden ware. Wel hadden de He Wijts ende ick ge-Ga naar eind6 7 ghist, dat U.E., op soo grooten welkom, ijets ter hand treckenGa naar eind7 8 soude, dat elders niet te wachten ware; dan konden daerop nietGa naar eind8 9 bondighs bouwen. Soo gaen wij vast niet vrijer als U.E. vanGa naar eind9 10 't sevenjarighe grondsop. Troosten ons doch met de beleefdeGa naar eind10 11 aanbieding daer U.E. die wonde mede salft, van t'sijner tijd ons 12 besoeck in 'tbesonder niet onaengenaem te sullen hebben. DeGa naar eind12 13 versche gedachteniss van vorighe tijden doet mij daerop metGa naar eind13 14 vollen ijver wenschen ende hopen. Maer te vrijmoediger trad ickGa naar eind14 15 daertoe, als 't U.E. middelerwijl gelieven mochte mijn klein gesinnGa naar eind15 16 met sijn eerste versoeck te handgiften. 'Tgene ick voorslae, sluijtGa naar eind16 17 naest opde reden, ende den tijd van 'tjaer. De winter gaet voor mijGa naar eind17 18 pleiten: ende de gansche Zuijerzee sal U.E. daerin overstemmen, bijGa naar eind18 19 pluraliteit van baren, dat voortaen den Haegh voor Muijden teGa naar eind19 20 kiesen staet. In sulcken gevall dan bied ick noch mijn geringheGa naar eind20 21 wooningh aen, ende sal mij van dien tijd af het pad naer Muijen teGa naar eind21 22 veiligher achten.
23 Conestaggio ende Giustiniano gaen hier neffens: de laeste is eenGa naar eind23 24 der twee overighe van onsen Elsevier, die hem daerover kostelickGa naar eind24 25 houdt, tot op 10 gln sonder wederspreken. Andere vrundenGa naar eind25 26 verklaren mij dat hij oijt hoogh op geld gehouden is geweest, endeGa naar eind26 27 self t'Antwerpen weinigh laegher te hebben zij. Dan U.E. is buijtenGa naar eind27 28 band vanden koop: ende, ten zij de haest persse, men sal een proeveGa naar eind28 29 op Antwerpen doen moghen. Noch een blad vuijl papiers derfGa naar eind29 30 ick'er bij voeghen, daer mij des Heeren Vander Mijlens aen-Ga naar eind30 31 maninghe toe gebracht heeft. Zedert onse wederkomste, inGa naar eind31 32 'tgerucht van veel huijsselicke bekommeringen, diemen thuijsGa naar eind32 33 komende, tehoope placht te vinden, hebb ick hier aen gemoeten.Ga naar eind33 34 Een versuft Monick, dien naer soo veel jaren noch dat empiaGa naar eind34 35 Babilonia, spretaeque injuria Romae inden kropp heeft gesteken,Ga naar eind35 36 is sich onlanx met eenen hoop droncken Boeren gaen wreken opGa naar eind36 37 'tgraf van Petrarcha, heeft alles overhoop geworpen, 'tgebeente 38 verwoest, ende den rechten Arm daeraf geruckt. Alle de Poësie van
| |
39 Italien dreunt 'er af. l'Illmo Molino sendt'er ettelicke stalen van.Ga naar eind39 40 Daerop heeftmen Heinsium ende Barlaeum gaende gemaeckt,Ga naar eind40 41 oock mij, God woud's, inden alarm getrocken. Van 'tLeidscheGa naar eind41 42 werck hebb ick noch geen konnen sien; naer 'tMuijdsche verlangtGa naar eind42 43 mij wel soo seer. si quos tibi docte Trebati Ira, brevis furor, aut ipsaGa naar eind43 44 indignatio versus eliciat. Soo doende achte ick mijn onbedachtheitGa naar eind44 45 ten hoogsten besteedt. In allen gevalle wijt'es U.E. sich seluen het 46 meeste deel; hebbende emmers vanden Inct deser penne begheert,Ga naar eind46 47 die dus traegh aen 'tswijgen will, daer haer d'eere van U.E.Ga naar eind47 48 onderhoudt gebeurt. 'Tis haer leed inder daed, maer voor dezeGa naar eind48 49 reise magh sij met eeren niet meer, als U.E. te versekeren dat ick benGa naar eind49
50 Mijn Heer:
51 U.E. dienstwillichste vrund
52 ende dienaer
53 C Huygens.
54 's Gravenhage, den 8en
55 Octob 1630.
Huygens belooft, nu het bezoek van de Prins niet doorgegaan is, een particulier bezoek aan Muiden, maar nodigt Hooft eerst uit, ook vanwege het seizoen, in Den Haag. - Conestaggio en Giustiniano. - De schending van Petrarca's graf (r. 31 v.) brengt vele pennen in verschillende landen in beweging.
|
-
-
[tekstkritische noot]Origineel. UBL Pap. 2.
T. geen adres.
-
eind2
-
Ten...reise: de reis begon 29 aug. Vgl. Dagboek 17); soo...onderrichts: even veel inlichting (nl. evenveel als hij nu heeft door Hoofts brief 399).
-
eind3
-
cierlick voornemen: schone plannen (van ontvangst van de Prins en zijn gezelschap op Muiden) (woordspelend ook: plan om te sieren (zie 399), en misschien ook: plan tot feestelijk onthaal (sier ook = onthaal; spelling met c verzet zich daar niet tegen).
-
eind4
-
ten minsten: op zijn minst, in elk geval.
-
eind5
-
dat...ware: (Dus juist andersom dan nu gebeurd was, zie 391).
-
eind6
-
vernacht: overnachting; geghist: verwacht, vermoed.
-
eind7
-
op...welkom: bij een zo grote (belangrijke) verwelkoming; ijets...trecken: iets arrangeren, voor iets zorgen.
-
eind8
-
wachten: verwachten; niet bondighs: niets vasts, zekers.
-
eind9
-
Soo...grondsop: Zo (Derhalve) ontkomen wij (evenmin als jij) aan het ‘grondsop’ van zeven jaar (zie Hoofts brief 399: ook hun springt de teleurstelling om de oren.)
-
eind10
-
de...aenbieding: het vriendelijk ‘aanbod’: de vriendelijke mededeling.
-
eind12
-
in 't besonder: particulier, persoonlijk (tegenover het officiële met de stadhouder); hebben: vinden, achten (WNT hebben 215. Vgl. nòg: hoog hebben).
-
eind13
-
gedachteniss van: herinnering aan; daerop: daarnaar (wensen); daarop (hopen).
-
eind14
-
ijver: verlangen; trad...daertoe: zou ik daartoe overgaan (nl. tot een bezoek aan u), zou ik dit bezoek afleggen.
-
eind15
-
U.E.: (meew. voorw.); mijn...gesinn: het gezin bestond toen uit hem, zijn vrouw, Constantijn jr. (2 1/2 jaar), en Christiaen (11/2 jaar).
-
eind16
-
met...handgiften: eerst met zijn bezoek te begunstigen (mij eerst te willen bezoeken); sluijt...reden: past het best bij het verstand, is het verstandigst.
-
eind17
-
ende...jaer; en (past het best) bij de tijd van het jaar.
-
eind18
-
ende...baren: en de hele Zuiderzee zal u in deze kwestie ervan overtuigen (u overreden) bij meerderheid van baren (golven) - associatie aan baren = bulderen, dus letterlijk overstemmen.
-
eind19
-
voortaen: in de naaste toekomst.
-
eind20
-
In...gevall: In dat geval; noch: weer (het is blijkbaar niet de eerste uitnodiging).
-
eind21
- te veiligher, vgl. r. 14 te vrijmoedigher: Huygens speelt de aarzelende, doet alsof hij niet goed durft als Hooft niet eerst bij hem geweest is.
-
eind23
-
Conestaggio en Giustiniano, vgl. 353; het eerste werk kreeg Hooft te leen.
-
eind24
-
overighe: die nog over zijn; die...houdt: die hem daarom duur houdt.
-
eind25
-
tot...wederspreken: op een prijs van 10 gulden zonder afdingen.
-
eind26
-
oijt: altijd; hoogh...is: op hoge prijs gehouden is.
-
eind27
-
self: zelfs; weinigh...zij: voor niet veel minder te krijgen zal zijn; is...koop: is niet verplicht het te kopen.
-
eind28
-
men...moghen: zal men een poging te Antwerpen kunnen doen (WNT proef 4292).
-
eind29
-
Noch...papiers: Nog een vel beschreven papier (enigszins zelfkleinerend, vgl. 284, r. 24); derf; durf.
-
eind30
-
aenmaninge: aansporing; des...Mijlens: C. van der Mijle, vgl. 14. De aanmaning in een brief van Van der Mijle aan Huygens van 21 Sept. 1630 (Br. I nr. 530 in samenvatting). Huygens' antwoord, nr. 535, is van 1 oct., met zijn gedicht Laura Latroni (W. II, 219, van 30 sept.), dat hij nu aan Hooft zendt.
-
eind31
-
wederkomste: 21 sept. keerde Huygens van de reis met de stadhouder in Den Haag terug.
-
eind32
-
gerucht: geroezemoes, drukte.
-
eind33
-
tehoope: op een hoop, opeengehoopt; placht: pleegt. Over placht als praesens in de woordenboeken en handboeken geen gegevens; vgl. echter Schönfeld p. 23 (toevoeging van -t onder invloed van onmiddellijk volgend te m. inf. ‘Bovendien kwam uit hoofde van de betekenis vermenging van praesens en praeteritum gemakkelijk voor’.) Vgl. ook F.A. Stoett in de aantekeningen op Moortje (Zutfen 1931) vs. 184 (ald. blz. 120): ‘Omgekeerd had plach(t) meermalen de beteekenis van een praesens.’
-
eind34
-
versuft: dolle, uitzinnige (Mnl. Wdb. versuft 89; vgl. Kil. delirus); dat...Romae: dat goddeloze Babilon en de ongerechtigheid van het verachtelijke Rome (Petrarca in r. 1 van het sonnet tegen Avignon, de toenmalige pauselijke residentie, aanvangend: ‘De l'empia Babilonia, ond'è fuggita/ogni vergogna’ (Uit het goddeloze Babel, waaruit gevlucht is / alle schaamte (Rime e Trionfi, ed. F. Neri, UTET, Turijn 1966 Son. CXIV).). ‘spretaeque injuria Romae’, door Huygens toegevoegd, herinnert aan Aeneis I 27: ‘Judicium Paridis spretaeque injuria formae’.
Een duidelijk overzicht van feiten en gedichten bij C. IJpes, Petrarca in de Nederlandse letterkunde blz. 138-145. Huygens' opvatting van het motief voor de schending blijkt daar (blz. 138 n. 2) onjuist.
-
eind35
-
inden...gesteken: dwars heeft gezeten.
-
eind36
-
onlanx: kort geleden (nl. 27 mei 1630).
-
eind39
-
l'Illmo Molino: de illustere Molino (senator van Venetië, zaakgelastigde van de Ser. Rep., geleerde, beschermer van kunsten en wetenschappen, in briefw. met beroemde Nederlandse geleerden als Vorstius, Heinsius, Vossius (Br. I p. 242 n. 1). Hij had Van der Mijle enige (ettelicke) stalen van de Italiaanse protestpoëzie gezonden).
-
eind40
-
Heinsium ende Barlaeum: Van der Mijle deelt in zijn brief aan Huygens mee, dat hij ook aan Heinsius en Barlaeus de ‘stalen’ gestuurd heeft; gaende gemaeckt: in beweging gebracht, aan het dichten gezet.
-
eind41
-
God woud's: God zij mij genadig, God helpe mij (WNT God 225); inden...getrocken: gealarmeerd, onder de wapenen geroepen (om de monnik te bestrijden); 'tLeidsche werck: de gedichten van Heinsius en Barlaeus (zie Barlaeus' Poemata II, Amsterdam 1646, p. 317).
-
eind42
-
noch geen: Huygens ontleent, naar het schijnt, aan de collectieve bet. van werck (= gedichten) het recht om geen (gedicht) te gebruiken; naer 'tmuijdsche...seer: naar het Muidse werk verlang ik zeker niet minder.
-
eind43
-
si etc.: indien u, geleerde Trebatius, mooglijk woede, die tijdlijke waanzin, of ook het misnoegen alleen al verzen ontlokt. (Vervlechting tot zelfstandige hexametermaat van citaten uit Horatius, Satirae 2, 1, 78 (nisi quid tu, docte Trebati), Epistolae 1, 2, 62 (ira furor brevis est), Iuvenalis, Satirae 1, 79 (facit indignatio versum).
-
eind44
-
Soo...besteedt: Als mijn onbedachtheid (= mijn gedicht) dit uitwerkt, acht ik ze op de beste wijze besteed (Soo doende praed. toev. bij mijn onbedachtheit).
-
eind46
-
In...deel: In elk geval wijte u het grootste deel ervan (van die onbedachtheit) aan uzelf.
hebbende...begheert: daar gij immers van de inkt van deze pen hebt willen hebben (zie 399).
-
eind47
-
daer...gebeurt: wanneer haar (dese penne) de eer te beurt valt met u te spreken (zoals nu).
-
eind48
-
'Tis...inder daed: Het verdriet haar (mijn pen) inderdaad (nl. met schrijven op te houden); maer...meer: maar ditmaal (nu) kan ze zonder de regels van de behoorlijkheid te overtreden, niet meer doen dan enz.
-
eind49
-
met eeren: met goed fatsoen.
|