De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 91]
| |
400 A Monsieur Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam.(Baak: beantw. 3 october 1630-) Loont.
1 Monsr et frere,
2 Het onweder van mijne nieuwsgierigheit gebaert, doet UE te veelGa naar eind2 3 brieven op 't lijf sneeuwen. Echter mij blijde maekende, dat dezeGa naar eind3 4 dorre hoek ook begint tijdingen te draeghen, kan niet verswijghen,Ga naar eind4 5 dat men mij heden bericht heeft, hoe 't Prinsselijn, zoontjen zijner 6 Vorstl. Doorl. stadthouder over Ujtrecht verklaert is, als 't komtGa naar eind6 7 zijnen vader t' overleven. Men zeidt dat de steden van dat gewest, 8 traeghlijk daer toe verstaen hebben, daer de Edelen willigh waeren.Ga naar eind8 9 Ujt U E. schrijven van dezen daeghe, leez ick datter niet in en staet: 10 te weeten, dat onze veerman den mijnen van gisteravont te spadeGa naar eind10 11 bestelt heeft. Hoope nochtans die UE geworden zij, met gezichtGa naar eind11 12 van 't geene mij Monsr Bartolot verstendight. T'hans ontfing ikGa naar eind12 13 eenen anderen van zijner E, swanger met dien van den SecretarisGa naar eind13 14 des Ambassadeurs die niet alleen de stilstant van waepenen voor 15 Casal, maer over alle dien oort bevestight. Wat hebben wij teGa naar eind15 16 zeggen, als met den Italiaen; Een dwaes weet meer in zijn eighen,Ga naar eind16 17 als een wijs man in eens anders hujs: ende met Lucanus, dus oft hierGa naar eind17 18 ontrent: Nae Vorsten maetslagh, zich de werelt roert oft stilt.
20[regelnummer]
Voor weenigh lujden, is geschapen 't menschlijk gildt.
21 Wij zijn maer bóóts van dat volk, die zij achter aensleepen.Ga naar eind21 22 Van Claes de metselaers knecht heb geenen brief ontfangen. 23 Duchte dat het verzujmt is, ende 't werk het zelve spoor zal volghen. 24 Want steen en kalk van Ujtrecht te wachten, is een voghel in deGa naar eind24 25 lucht. Ons ondertussen verveelt het hier lange te blijven, de daghenGa naar eind25 26 bederven ook, ende zullen luttel laten bedrijven. Daerom als hijGa naar eind26 27 te vreede was alles tot Maert eerstkomende op te zouten, wijGa naar eind27 28 zouden 'er luttel tegens hebben. UE gelieve zijnen pols eens te 29 tasten. Ick hoope immers dubbelt van den staet van MontmelianGa naar eind29 30 te hebben, hoe wel UE des geen gewagh maekt. Met eenen gelieveGa naar eind30 | |
[pagina 92]
| |
31 mij toe te zeinden den brief van D Barlaeus met de vertolking: 32 doch op UE gemak: de welke gode benevens hartlijke groete 33 bevolen blijve, 34 ende ick 35 Monsr et frere,
36 U E 37 Verplichte Dienstwe broeder 38 P C Hóóft.
39 Vanden Ht Mujden 40 30 Sep. 1630.
Binnen- en buitenlands nieuws. - Zou de verbouwing tot het voorjaar uitgesteld kunnen worden? |
|